We kennen allicht allen van die vreemde gewoontes die mettertijd ons eigen zijn geworden. Zo neem ik (bijna) elke dag een boek mee naar de huiskamer, een boek dat me dan de ganse dag vergezelt waar ik ook ga in het huis. Niet dat ik zinnens ben het te lezen of te herlezen, neen, ik neem het bij mij als een soort talisman die me helpen zal mijn dag door te brengen. Ik open het nu en dan willekeurig om een paar zinnen te lezen, in de hoop ‘de’ zin te ontmoeten die ik nodig heb, maar of ik die nu vind of niet, het even openen, het even in de hand houden volstaat om me er goed bij te voelen.
De man en zijn boek, er zijn er die er een hond of kat op na houden. Ik houd er een boek op na en, ook een orchidee die ik elke dag ga groeten en even aanraak. De plant, de gezel ook, staat altijd, in een laagje water. Ik weet niet of het zo hoort, maar ik zorg dat het zo is en ik word beloond, de plant leeft groot, aan elke stengel ervan is een scheut gekomen die groter en groter wordt en een nieuwe tak gaat vormen. Ik voer een kort gesprek ermee, en ze kijkt uit naar mij, zo denk ik, als ik voor haar zit om te schrijven of te lezen. En wat meer is, ze luistert, ze antwoordt me zonder woorden. Ze is, zoals ik durf denken dat ook het boek is.
Het is me meer en meer duidelijk, ik word van jaren, ik word uiterst gevoelig voor de kleine zaken, ‘les petites choses qui donnent la paix’ wist (mijn vriend) Bernanos in zijn ‘Journal d’un Curé de Campagne’. Hoe graag ik hem citeer; hoe graag ik me hem herinner, hij eens gezeten achteraan een jonge man op de moto, de wind voelend in zijn gelaat en hij, eens de laatste woorden van zijn stervende vriend: ‘Qu’est-ce-que cela fait? Tout est grâce’. Het is een boek dat ik niet meenemen zal in de huiskamer, het is een boek dat te geladen van inhoud is om er mee rond te lopen. Ik had het destijds in een mooie uitgave van ‘La Guilde du Livre’ (ch), met een zwart couvert en een gouden kruis of de harde kaft. Ik hield van dat boek, ook als boek. Ik heb de onvoorzichtigheid begaan het uit te lenen aan een vriend, en het is, zoals het de vriend gegaan is, niet meer teruggekeerd. Nu heb ik het nog, och arme, in een pocket uitgave.
Zoals ik het thans zie is mijn drama - als er van een drama kan sprake zijn - dat ik blijf vertoeven en rondwandelen in de boeken van mijn jonge jaren, dat er weinig of geen vernieuwing is gekomen. Ik heb simpelweg de literatuur niet gevolgd, ik heb zelf literatuur willen bedrijven met alle gevolgen van dien.
Ik voel me dus bijna even oud als de datum van 11 november die een vreemde klank heeft, een bel die me denken doet aan John Donne en aan Ernest Hemingway; aan hen die meer dan honderd jaar begraven liggen in de vlakte rond Ieper, in deze van Noord-Frankrijk; ik denk aan de vele vrienden die ik al verloor, heengegaan, nog altijd wachtend - aan de hemelpoort - op mijn komst.
Hopelijk, worden ze niet ongeduldig.
|