Hoe ik de evolutie zie van de mens, ‘hier gewild om getuige te zijn van het bestaan van het Universum’? Vraagt je me, of vraagt je me niet.
Wel, om verder te gaan waar ik gisteren ben gestopt en, hoe ik de evolutie, deze van de geest in de mens, zie gebeuren? Ik denk dat we mettertijd, dieper en dieper gaan doordringen tot het binnenste van het Universum en dat dit exponentieel vlugger zal gaan dan de tijd nodig om van Neanderthaler, of wie ook, te komen tot homo sapiens.
Ik denk dat we het Universum beter en beter begrijpen zullen, dat we beter en beter de schoonheid ervan zullen ontdekken en dat ons ogen meer en meer zullen opengaan zodat we zien zullen wat nu nog verborgen is en weten, et cela crèvera les yeux, hoe het Universum er in feite is en dat het niet anders kan dan dat er een Maker moet geweest zijn, een Genie, die schuil gaat in zijn Universum.
We zullen alsdan geen vragen meer te stellen hebben, we zullen weten wie Hij is en we zullen bereikt hebben wat we bereiken moesten, leven in eenheid met Hem.
Dit is, nu je me het vraagt, het beeld dat ik deze morgen hierover heb. Noteer het in je dagboeken, noteer het somewhere in je geest, in je handelingen, in je wensen, in je dromen. Het is het scenario dat ik durf open vouwen vertrekkende van de stelling dat de mens gewild werd om hier te zijn. Want als hij gewild was dan had hij een functie en die was, een klaar, ingrijpend beeld hebben van het Universum om een even duidelijk beeld te hebben van zijn Maker. En dan weten met een absolute zekerheid dat het Universum het beeld is van de Maker zelf. Dit is dan mijn profetie. Ik kan eraan ten onder gaan, maar mijn logica drijft me, jaagt me in deze richting en in geen andere. Het is een kwestie van het standpunt van waaruit je vertrekt.
De evolutie, een eigenheid van het Universum, heeft zijn impact op de geest in de mens. Hij ontsnapt er niet aan. Hij denkt na en blijft nadenken over het mysterie waarin hij gewikkeld is. Hij zoekt en blijft zoeken, verder en verder, tot het mysterie is opgelost.
‘Le XXIe siècle sera religieux ou ne sera pas’, zou André Malraux geschreven hebben. Ik zie het niet zo dichtbij, mijn visie heeft meer tijd nodig, heeft minstens nood aan een derde millennium of dan toch een deel ervan. Maar wie ben ik om dit wagen te meten in een module van tijd.
Nu ik dit hier geschreven heb stel ik me de vraag, over wat schrijf ik morgen en overmorgen? Want ik moet terug er gaan staan met beide voeten op de grond en de tijden zijn uiterst onzeker. De wereld waarover ik het had is de wereld van de geest die totaal los staat van de wereld van de realiteit. Kunnen beide naast elkaar bestaan. Ik denk het.
Een zaak is zeker, de wereld van de geest is tijdloos en niet plaats gebonden.
|