Half september is er, bijna ineens, alsof ik pas nu terug in de dagen sta en zien kan hoe vlug de avond valt, hoe de zon nog even draalt bijna in het zuivere westen aangekomen, een gouden bol gelijk om stilaan uit te doven. Intrigerend hoe alles hier geregeld wordt tot op een seconde, tot op een fractie van een seconde na. Het meest opvallende bij dit alles is dat het ons niet verbaasd, dat we er niet verwonderd over zijn dat een massa die de aarde is, aangetrokken door de zon die een vuurmassa is met een zelfde snelheid en een zelfde accuraatheid door de ruimte slingert, tollend, geen millimeter afwijkend van haar baan.
Of, hoe we verwend worden en hoe verwaand we door het leven gaan alsof hierover geen ogenblik moet worden nagedacht. We zijn blind en doof voor dat alles, het raakt ons op geen kanten. Het is zoals het is en we gaan er elke dag aan voorbij. De beweging van de aarde om de zon een ver van ons bed zijnde beweging. Nochtans is het essentieel, is de regelmaat van de planeten in hun baan om de zon iets waarover we begrip moeten hebben opdat we ons de vraag zouden stellen hoe het kan dat het zo is en niet anders; hoe het kan dat uit de ontploffing, want dit was het, die Georges Lemaître de oerknal, de Big Bang, noemde - het ‘aartsdomme’ België verkoos een Damiaan De Veuster als grootste Belg - en, opdat deze vraag ons minstens, nu en dan, eens zou bezighouden om te weten, of trachten te weten, wie of wat er achter steekt, hoe het kan dat er zo iets gekomen is.
Doen we het, is het een van onze Leidmotieven? Neen, neen, we gaan er aan voorbij, we nemen er de tijd niet voor, gerust gesteld als we zijn in de goede afloop, het ogenblik van de Herfstequinox staat al precies berekend afgedrukt in de Sterrengids die vorig jaar werd opgesteld, waarom ons zorgen maken.
Verwend zijn we en verwaand, verwaand omdat we denken dat we dit verdienen, we ons geen vragen stellen over hoe het komt dat we verwaand kunnen zijn. En het is de afwezigheid van die vragen die mede aan de basis ligt van de achteruitgang wat onze beschaving aangaat. Het uitdoven ervan in een nimmer gekende mate, als we zien waar de kunst van de hedendaagse mens is aanbeland. Hoe de uiting van wat Kunst ooit was evolueerde naar de kunst van vandaag: of de verwaandheid van de mens die zich ziet als meester van al wat is, als voortbrenger van al wat is, ook van de grote regelmaat waarmede de aarde haar baan aflegt.
Ik had het onlangs over de beelden die ons bereiken van uit de ruimte. Ik noemde ze pluksels van God. Een vriend schreef me en ik herneem zijn woorden: ‘Je uitleg over deze fenomenen op de wijze die er staat heb je in een zeer klare taal uitgelegd aan de leek die ik ben.’
Heb ik het wel ‘zo goed’ gedaan,? Ik weet het niet, ik ben een even grote leek. Wat ik wel weet is dat er behoefte aan is om te weten hoe het is, hoe het er toe gaat in het Universum opdat we even verder zouden denken, hoe alles er is en vooral hoe het kan dat het er is, zoals het er is.
Ik schreef dit de zondagmorgen, het was mijn morgengebed, het was mijn zondagsmis.
|