Er is een reden waarom ik gisteren mijn ‘Grévisse’ heb bovengehaald, ik heb een geschrift willen nalaten voor mijn kleindochter Gwendoline die in de Valais geboren is en Nederlands onkundig is. Maar ze studeert en ze schrijft. Niet over - gelukkig - wat ik schrijf, maar ze zit ‘geborgen’ voor het ogenblik in de archieven van de Valais, met hgar ‘mémoire de maîtrise d’études avancées’ handelend over ‘le trésor de Sion à travers les anciens catalogues de reliques’. Ze stuurde me het werk dat haar, als ik de voetnoten bekijk, heel wat opzoekingen moet gevergd hebben en waarin ik enkel vreugde vinden kan in de taal die ze gebruikt om haar bevindingen kond te maken.
Ze weet dat ik schrijf, dat ik een blog heb, maar ze heeft niet de minste notie over wat ik schrijf. Heb ik er goed aan gedaan haar te verrassen met mijn gefilosofeer met religieuze inslag? Ik wacht af hoe ze reageren zal, ze is amper vijfentwintig.
Ooit schreef ze me dat ik het was die haar geïnspireerd had om te studeren en, zegde ze, schrijfster te worden. Ze had, telkens ik er op bezoek kwam, van kinds af, me zien schrijven in een dik rood dagboek - ‘a page a day diary’ van de Economist - en ze vond dit zo intrigerend dat ze dat ook wou doen. Ze studeerde aan de Universiteit van Lausanne en is nu werkzaam in de musea van Sion.
Ik aarzel nog even om haar mijn blogadres te geven en haar lastig te vallen met mijn beschouwingen over God en Universum. Maar anderzijds moet ze weten dat de leeftijd wat doet met de mens. Op haar ouderdom had ik hierover niet de minste zorg, ik vermoed zij dus ook niet, en ik weet niet hoe ik zou gereageerd hebben hadden ze me op de ouderdom van vijfentwintig over God en zijn Universum gesproken hadden zoals ik het waag te doen. Zou ik wel geluisterd hebben?
Wat meer is, ik weet niet hoe ze is ingesteld ten opzichte van de Kerk, of ze gelovig is, pratikerend of niet. Ik heb het altijd veel te druk gehad - mijn schuld natuurlijk - om dichter bij mijn kleinkinderen te staan, zelfs mijn eigen kinderen moeten er onder geleden hebben. En nu word ik diep verrast door haar studiewerk die de stempel draagt ‘1560 schola Genevensis’.
Ze verwacht van mij dat ik het grondig lezen zal en haar mijn bevindingen laat geworden. Het is het tweede werk dat ze me toestuurt, wat bewijst dat ze zeer actief is. Ze zit vast, voel ik, in de geschiedenis van de Valais. Ze moet al heel wat weten over bepaalde families die een belangrijke rol hebben gespeeld in de geschiedenis van de Valais.
Eens, zegde ze me onlangs, schrijf ik een roman over één van die families. Nog wat geduld, pappie Carl, zegde ze, de roman is al bedacht, ik moet hem nog juist schrijven. Wat ze moet gehoord hebben van een beroemde Franse toneelschrijver, was het niet Molière of Racine, die dit antwoordde aan ‘le roi Soleil’ die de vraag stelde hoe het stond met zijn toneelstuk?
Nu dit geschreven staat weet ik, dat ik haar toch maar naar mijn blog van 14 september, die ik schreef voor haar, moet verwijzen.
|