Doomsday: als ik denk wat er op een ‘elf september’ ooit gebeurde, een vliegtuig dat zich boorde in de Twin Towers in New York. Het beeld bij de datum 11, overvalt me, dit op het ogenblik dat ik dacht te schrijven: ‘ik kan er niet over dat ik bij hoog en bij laag durf beweren dat het ontstaan van het Universum, van de Big Bang af, en zelfs, er vóór indien dit kan, de mens en dan de geest in de mens, centraal staat en dat alles erop gericht was en is, de mens voort te brengen.’
Dat hiervoor een oneindig, schijnbaar eeuwig, Universum in volle beweging nodig was opdat de homo sapiens tevoorschijn zou komen, die mee genomen wordt, innerlijk zeker - door de evolutie in het Universum.
Hoe waag ik het dit te verklaren bij hoog en bij laag. Het is als een ‘nine eleven’ maar dan op een totaal ander en totaal onverwacht vlak, op het vlak van de geest in de materie.
Ik schrijf dit, ik kan het blijven herhalen, maar ik kan de volgende vraag niet ontwijken: ‘En nu, stel dat het zo is, hoe verloopt het verder, nu de mens er is, hoe ziet zijn toekomst er uit? Het Universum blijft uitdeinen, ook de geest van de mens is begrepen in die uitdeining, en dan wat, wat of wie komt er uit voort, een homo sapiens/sapiens?
Ik heb me, met mijn verklaring klem gereden, ik kan niet verder of beter, ik waag me niet verder. Wat er staat is ofwel een vloek, een onwaarheid in het kwadraat of, is een lichtpunt, een fosforescerende baken naar het komende toe.
Teilhard de Chardin als hij schreef dat we evolueren van het Alfa naar het Omega, was het dit dat hij op het oog had - en dan nog hij betrok er Christus bij - moet ik hem gaan herlezen of, moet ik Dantes ‘Paradiso’ gaan herlezen om een gelijk te krijgen; want ik wens gelijk te krijgen. ik wens een nine eleven in de omgekeerde richting, namelijk dat de geest, deze van de mens, als deel van de geest van het Universum het doel was voor het ontstaan van het Universum
Jullie die me lezen: weet dat jullie me uitdagen; dat jullie me vragen dingen te schrijven die ongewoon lijken, maar waar ik achter sta. En dit elk ogenblik van de dag. Elk ogenblik dat ik in beweging moet blijven opdat ik dingen zou verkondigen, die zich situeren, het liefst, op de snee van het mes.
Ik ken zo een plaats in de Alpen. Vertrekkende van uit Zinal, over la cabane du grand Mountet, de weg naar de top van de Zinalrothorn. En, eens voorbij le Blanc de Moming, op de kam van de berg, een lange gebogen lijn naar l’épaule du Zinalrothorn, een lange, stijgende lijn in de sneeuw, amper dertig centimeter breed, met de afgrond links en rechts, een ‘wegje’ dat je te volgen hebt tot aan l’épaule, vanwaar, in het rots-gedeelte de klim verder gaat tot aan het kruisbeeld op de top.
Het is op deze snede dat ik geschreven heb deze morgen. Nu het licht er is als ik de gordijnen openschuif, ben ik enigszins gerust gesteld, de dag opent zich normaal en wordt het een morgen zoals alle voorgaande, ogenschijnlijk dan toch.
PS.
Er zijn twee mogelijkheden om de Zinalrothorn te beklimmen, de ene vertrekt uit Zermatt, de andere uit Zinal. Ik ken alleen deze laatste, maar ik kwam niet verder dan ‘l’épaule’, na le Blanc de Moming te hebben ge-‘escaladeerd’. Google toont je het hele gamma beklimmingen in de Alpen ook deze vertrekkende van uit Zinal.
|