Ik herlees wat ik gisteren schreef en voeg er iets aan toe, iets dat ons de ogen zou moeten openen, une idée fixe à moi die ik maar blijf herhalen: zonder de aanwezigheid van de mens is het ganse Universum zinloos; of het er is of niet is; of er maar één is of er nu duizend zijn van dergelijke Universa, het is en blijft betekenisloos als er niemand is om het op te merken, om erover te oordelen, te interpreteren waarom het er is.
Dit iemand is er en toch zien we het niet of willen we het niet zien. Toch komt het in ons niet op waarom we er zijn, wij de mens, en als ik spreek over ‘de mens’ dan is het over de geest in en van de mens, het centrale punt waar omheen alles draait. Dus niet zijn stoffelijke gedaante die maar is als het stoffelijke in het Universum, maar de geest die leeft in al dat stoffelijke. Het is daar dat het om gaat, en meer specifiek, de geest in de mens dat een slechts een deeltje is van de geest die van de Kosmos is.
We blijven, en zeker als atheïst, gefocust op het stoffelijke, we hebben geen oog voor wat binnen in de stof is, het hart ervan, de ziel ervan, en we dwalen en verdwalen in ons eigen woorden.
Atheïst zijn is zeggen, al dat gedoe van de New Physics - nog iets dat een hoofdletter krijgen moet - we zien er geen jota van, dus is larie en apekool. Dit betekent dat ze geen beeld hebben van wat evolutie is, een evolutie die plaats vindt in het binnenste van de materie met zijn weerslag op wat van de geest is, wat van het kennen, het weten is. Want het binnenste is meer dan wat aan en in elkaar geankerde cellen of atomen.
Ik maak me wel zorgen over de inhoud van wat ik geschreven heb: Is het grillig wat ik schrijf, onbenullig, gemakkelijk te weerleggen, is het simpelweg wat gebazel, wat literair gedoe? Er tegenover is er een troost, een versregel uit de bundel ‘Four Quartets’ van T.S.Eliot die ik wel eens durf gebruiken als ik me vragen stel over wat ik voorop stel. Eliot heeft het over zijn pogen, woorden te gebruiken om zijn gedachten uit te drukken, maar dicht hij: elke poging is een gans nieuwe start en ook een andere soort van mogelijke faling. Maar, zegt hij verder: ‘For us, there is only the trying. The rest is not our business’.
Het is zo iets als, doe wel en zie niet om. Echter, voor iemand die schrijft is het niet zo eenvoudig, al wat je neerzet op je blad met deze stelregel te bedekken. Het is een zuiver oosterse stelregel die Eliot gaan halen is uit de Bhagavat Gita:
‘Let your reward be in the actions themselves; never in their fruits. So be not moved by the fruits of actions. Nor let inaction dwell in you’.
Het komt er dus, en voor mij zeker, vooral op aan, actief te zijn in het landschap van de geest, en actief te blijven. Te trachten woorden te gebruiken om gedachten, beelden, herinneringen, gebeurtenissen, op de meest frappante wijze weer te geven. Eens dit gedaan is mijn werk af. Heb ik, zoals nu, gezegd wat ik deze morgen meende te moeten zeggen.
Is het de waarheid, is het een deel ervan, is het gemakkelijk weerlegbaar, wie zegt het me als ik het niet zou zijn?
|