Het poëtisch-filosofische landschap dat ik bewandel in mijn dagen, is er niet vandaag. Vandaag is mijn lichaam, mijn rug, pijn in de morgen, pijn in de avond, en de pijn houdt me bezig, breekt mijn gedachten af en laat me met gesloten lippen achter. Zelden heb ik me zo gevoeld zoals nu, al was die pijn er gisteren ook, maar ze drong niet door zoals vandaag, ze was geen belemmering voor mijn geschriften, wat nu wel het geval is. Tenminste zo voel ik het aan als het schrijven niet vlot. Of anders gezien, hoe het lichaam ons bespeelt als de geest aan het wankelen slaat, en de bovenhand niet meer houden kan. Als de dag zich opende vanmorgen scheen het me toe dat ik aan het verdorren was van binnen.
Het is een akelig gevoel in een leegte te zijn terecht gekomen, zijn dit mijn laatste stuiptrekkingen van wat woorden zijn?
Ik heb altijd geschreven over heel wat dingen, over droge als over diepzinnige waarbij ik me verloor telkens en telkens, ik verlies me nu in mezelf, ik ken me niet meer. Ik beluister me niet meer omdat er niets meer te beluisteren valt. Vandaag toch niet.
Oud worden is niet erg, het is een evolutie; oud zijn is een toestand, een zware ziekte. je dromen ineens weggeëbd, de doos waarin ze zaten dicht geschroefd. Je nog ademt, maar dit is alles wat er nog is.
Je schrijft het maar, het vermelden is wat je nog rest van het vele dat er was. Of hoe je bent opgestaan deze morgen met een duidelijk gevoel van herfst en in meer, het vermoeden dat de dagen voor je uit, geen uitkomst bieden op verandering. Ook, er is me geen verrassing weggelegd, geen hoop op enige beterschap, vooral nu mijn geest schijnt te begeven. Ik zegde het al, ik ben verdord van binnen, de regen als hij komt zal me niet meer helpen.
Mijn vriend, de schrijver, jij me nu verlaten gaat, het heeft er toch alle schijn van, ik ga je missen en ik alleen zal overblijven. Moedeloosheid overvalt me. Het leven is plots een grote onzekerheid, een open vlakte zonder horizon, een woestijn, zonder ook maar ene oase.
Vanwaar deze gedachten, terwijl ik gisteren nog aan het dromen was; terwijl ik de vorige dagen nog een eeuwigheid voor mij had; terwijl ik dacht verder te gaan met moed en doorzetting?
Vanwaar deze gevoelens, alles te laten voor wat het is, dit moeë lichaam, deze moeë geest, zijn rust te gunnen. Geen woorden meer nodig, geen gedachten meer, een leegheid van hart en ziel, enkel ademen om in leven te blijven.
Terwijl ik buiten loop, de plotse zon voel in mijn witte haren; terwijl de druiven zwellen tussen de ranken, de kweeperen een donzige laag hebben gekregen, het leven, in de pas een paar weken geleden gesnoeide hagen, nog wordt aangewakkerd met nieuwe scheuten erin. En ik nodeloos vandaag ten gronde. Een grote begoocheling te denken dat een blog schrijven de remedie is die alles oplossen zou.
De dag die naar zijn einde neigt: een vage schaduw nog, een late ekster neergestreken op de tafel in de tuin waar ik een hoopje kaassnippers had neergelegd. De avond die vallen gaat.
Wat voor morgen?
|