Ik denk dus literatuur te bedrijven als ik schrijf. Ik denk zelfs dat ik altijd, sedert ik in 1978 begonnen ben aan mijn dagboek, literatuur heb bedreven. Maar wat dit dagboek betreft - het is nu een blogboek geworden - is er een wijziging opgetreden. Vroeger was het niet veel meer dan het neerschrijven van de gedachten die plots opdoken, gedachten, bijna à la Joyce, die ik zo maar liet vloeien alsof het er enkel op aan kwam mijn blad te vullen, terwijl ik er nu de meeste zorg aan besteed om duidelijk te blijven en inhoud te brengen. Wat een immens verschil is.
Dit is een eerlijke vaststelling, die ik me maak heel vroeg deze morgen, vóór het gekweel van de vogels in de tuin; de reden ook waarom mijn geestelijke krachten gebundeld liggen in mijn blog en, of het literair is: zal er iemand opstaan om het me te zeggen of, heeft het niet het minste belang?
Zelfkritiek is geen eigenschap, eerder een controle of, wat er staat, degelijk is en eigenzinnig, in de zin dat niemand anders dan jij een dergelijke tekst zou kunnen/willen schrijven.
Zo hoorde ik van een vriend dat hij naar Auvers-sur-Oise was gereisd om er te zoeken naar de geest van Van Gogh, die er de laatste dagen van zijn leven heeft doorgebracht. Hij schreef me erover een heel en tastbaar verhaal. Ik ook was er ooit, dankzij het initiatief van een andere vriend en dezes echtgenote die een reis hadden uitgestippeld die liep over Amiens - de kathedraal en Jules Verne - over Versailles en zijn tuinen, en over, gelukkig, Auvers-sur-Oise.
Wat ik nu verhalen wil loopt niet evenwijdig met het verhaal van hem, dan toch wat Van Gogh betreft. Ik droom maar. Het hield me bezig in de donkerte van de nacht, het houdt me bezig in het eerste licht van de morgen, want in mijn verbeelden staat zijn allerlaatste schilderij ‘Le champ de blé aux corbeaux’ centraal. Ook omdat we bij ons bezoek, gewandeld waren van de plaats waar Vincent naast zijn broer Theo begraven ligt, langs een holle weg, naar het bewuste hoger gelegen korenveld, waar een foto van zijn schilderij stond opgesteld.
Het ‘korenveld’ staat centraal omdat in dat schilderij, het drama dat zijn leven was, getekend ligt; omdat ik erin lees dat het leven voor hem ondraaglijk geworden was en dit omwille van teveel factoren: zijn slepende ziekte, het falend succes van zijn werken, het toch maar weer beginnen aan telkens een nieuw onderwerp, de moedeloosheid die hem erna keer op keer overviel.
Was het om de impact van al deze redenen dat hij het korenveld, het rijke, warme leven onder een dreigende lucht met de (te grote) zwarte kraaien erover, schilderen wilde, om duidelijker het contrast tussen het leven en de (nakende) dood uit te beelden?
Hij moet dit doek geschilderd hebben, in één ruk, ruwweg, met tranen in de ogen, tranen van onmacht omwille van het onbegrepen zijn, tranen van wanhoop en verlatenheid. Hij schilderde de halmen met volle trekken van het penseel, in en over elkaar, hij schilderde de wind erover die hij voelde in zijn verhit gelaat. Hij schilderde de wegel met wat groen afgeboord tussen de velden, hij schilderde de dreiging van het nakende onweer - de dreiging van de dood - geaccentueerd door de wilde wemeling van de kraaien. Hij schilderde alsof hij wist dat dit zijn testament, zijn afscheid nemen van het leven was.
Van Gogh schilderde toen het korenveld op een voor hem perfecte wijze, hij bracht het kosmische van het levende korenveld over in zijn doek. Het was niet de sukkelmens Van Gogh die schilderde, het was de scheppende kracht van Van Goghs geest die schilderde. En hij wist hoe groot het was wat hij deed. Hij geloofde dat zijn schilderijen waardevol waren, hij geloofde dat hij zijn tijd een generatie voor was - en dat was hij - en schilderen was zijn teken van de mens in wording. Maar hij wist ook dat hij zichzelf verloor telkens hij aan het schilderen was en dit, tot de geest in hem was leeg-geschilderd en hij terug de mens geworden was, geconfronteerd met alle ongemakken van zijn lichaam.
Zo het korenveld verdween en Van Gogh verdween uit de zichtbare, tastbare wereld, en een nieuw korenveld is gekomen en een nieuwe, een begrepen Van Gogh is opgestaan die uit zijn nooit ophoudende hunker naar de diepte van het bestaan is opgedoken en aldus te zijn, hoe minimaal ook, het spiegelbeeld van de levende, groeiend-bewegende Kosmos, het veld van het goddelijke in de kunstenaar die hij was.
We gaan er nooit meer aan voorbij, zeker niet aan die laatste, grote kraai die hij schilderde, zijn allerlaatste handtekening.
|