Ook Heino Falcke, de astrofysicus die in april 2019 in het nieuws kwam met zijn foto van een zwart gat vindt dat er een ‘prime mover’ moet geweest zijn. Iets dat er was vóór de Big Bang en aan de basis ervan lag. Wat dat ‘Iets’ was zullen we nooit weten zegt Falcke, die vraag ‘kunnen we nooit fundamenteel met experimenten oplossen’[1].
‘We hebben leren begrijpen’, zegt Falcke, ‘hoe sterren ontstaan, hoe materie ontstaat, hoe de aarde is ontstaan. Maar op een filosofischer, dieper niveau zullen we, denk ik, puur door op natuurwetenschap een beroep te doen, nooit begrijpen waar we vandaan komen…’
En hij gaat verder:
‘De oerknal kan nooit het allereerste begin zijn geweest want op het moment van die oerknal bestonden de natuurwetten en de natuurconstanten al, anders was de oerknal ontspoord? Waar kwamen de natuurwetten en natuurconstanten vandaan? Waar kwam de energie voor de oerknal vandaan?
‘Gott wurfelt doch, zou men kunnen zeggen (en Einstein tegenspreken) wie weet dobbelt de natuur wél en probeert ze (de idee van Jacques Monod) gewoon de ene na de andere natuurconstante uit, tot ze de juiste te pakken heeft. Maar dan hebt je nog steeds een mechanisme nodig om mee te dobbelen. En wie heeft dat mechanisme dan weer gemaakt?
In feite, wat mij betreft en alles op de keper beschouwd, is, ‘wat er was vóór de Big Bang’, de moeder van alle vragen. In feite is het geen vraag omdat er geen antwoord op is, omdat het een ‘moeten is’ dat er Iets was.
Augustinus wist dat er in den beginne een zaadkorrel moet geweest zijn. Een zaadkorrel die is ontkiemd en is open gebloeid tot een Universum. Ik voeg er onmiddellijk aan toe - maar daar gaat Augustinus niet op in - dat, dat Iets, die zaadkorrel, die ‘prime mover’, is opgegaan in een Universum en achter dit Universum of er boven of er onder of er naast, schuilt er niets in meer. Het Universum IS. En er is niets dat het Universum niet is.
Maar we zijn blind, blind in het kwadraat. Het Iets is er, het is het Universum. We leven erin en meer nog we zijn er een integraal deel van, we zijn van de sterren en de planeten en de zwarte gaten; we zijn van de planten en de dieren; van de bergen en de zeeën. Het is niet omdat we ons verplaatsen kunnen, omdat we zien en denken dat we er geen deel zouden van zijn maar het is precies omdat we denken dat we er integraal deel van zijn.
Er hoeft geen vraag, het Iets dat er was is er nog steeds maar het metamorfoseerde zich tot een Universum, zoals een zaadkorrel zich metamorfoseert tot een plant.
We zoeken dus iets dat duidelijk aanwezig is. Ons lichaam is er deel van als stof van de sterren, onze geest is er deel van, als de geest van het Universum. Het wordt stilaan tijd dat we dit gaan begrijpen.
Heino Falcke is, zegt hij, een gelovig man. Hij denkt aan God, hij leeft met God. Of hij er een beeld van heeft weet ik niet, evenmin weet ik, of een gelovige er een beeld van heeft.
Voor mij kan er geen ander beeld zijn van God dan het Universum zelf, het oneindig grote wonder dat het beeld is dat het Universum ons biedt. Dit is ruimschoots voldoende om er over na te denken, om zich te plaatsen en in het oneindig, miraculeus kleine ervan, een Higgs deeltje, en in het onbegrijpelijke oneindige ervan , het beeld van een sterrenhemel boven de woestijn. Dit is de kern van wat het Universum is, van wat God en zijn, ‘zijn’ is. Herinner je de stem uit de brandende braamstruik.
Het is uitzonderlijk dat er in de pers van vandaag over God gesproken wordt, zoals er over gesproken wordt door Hilde van den Eynde. Het is een taboe-onderwerp dat vermeden wordt, en best ook. Hoewel ik me telkens laat verleiden, en eenmaal verleid, ik steeds maar verder binnendring in de materie.
Uiteindelijk sta ik niet veel verder dan Heino Falcke. In tegendeel hij beleeft zijn engagement, ik schijf er over en ik geef er me rekenschap van, wat ik schrijf is een donderslag.
[1] De Standaard van 17/18 augustus 2019: ‘Begin van alles zullen we nooit weten’, Hilde van den Eynde in gesprek met Heino Falcke, Hoogleraar astrofysica, Radboud Universiteit, Nijmegen.
|