Ik haast me niet om over gewone dingen te schrijven, wat is het nut ervan, ik haast me wel om je te onderhouden over dingen op het scherp van de snee. Dit is altijd zo geweest en zal altijd zo blijven, het is maar daar dat ik me goed voel. Het is de omgeving van wat waar kan zijn, maar even goed onwaar. Dit betekent niet dat ik me haast om onwaarheden op te zoeken, dit betekent enkel en alleen dat ik als zoekende, soms over de schreef ga.
Mijn ‘PS’ van gisteren is zo een ‘haastig’ iets: één punt dat onbeantwoord blijft, schreef ik, en neer komt op de vraag, wat was er vóór de Big Bang? En ik schreef, ‘het tijdloze van het Zijn’. Ik had ook kunnen zeggen, het tijdloze Zijnde.
Ik was aan de vijver in de namiddag. Ik was er alleen. Het licht was zoals ik het wou, gebogen, gestold. De luchten en het water en de ganse omgeving, droegen een soort gelatenheid die over de dingen hing. Het beeld dat ik wou omdat die gelatenheid ook in mij aanwezig was. Of, was het omgekeerd?.
Gelatenheid er te zijn is wel het juiste woord, Er te zijn en te zien en te horen, de enige vreugde die er was in mij, vooral te zien en te horen dat het regende. Heb me er zelden zo gevoeld, alsof ik zoals de aarde, de regen broodnodig had om er te zijn, er te zitten, er te schrijven - achteraf dacht ik dat het was omdat ik gelezen had wat Daniel Rops wist te vertellen over het werk van Kafka[1].
Dacht ik aan mijn PS-zin die gisteren plots was opgedoken nadat ik mijn blog geschreven had , aan het tijdloze van het Zijn - wie schreef er over ‘Sein und Zeit’? - dat er moet geweest zijn vóór er iets materieels was dat ineens in beweging kwam en Universum in beweging werd. Een holte van tijdloos-zijn die er was, misschien zelfs geen holte maar een toestand van zijn. Al kan ik me dit moeilijk, zegge heel vaag, voorstellen wat tijdloosheid en ermee geconnecteerd eeuwigheid is.
Hier kan ik niet verder, kan ik niet dieper graven, heb ik geen enkel punt meer waar ik me aan vastklampen kan, ik ben hiermee in het niemandsland van de geest die er was vóór hij fungeerde als de geest die een Kosmos wilde.
Om je maar te vertellen waar ik mee bezig was, met welke gedachten ik ,opgeschept zat. Ik begon om 06.00 uur - het is voor mij dat ik dit noteer - het is nu 07.36 en hoe ver ben ik geraakt in deze meer dan negentig minuten. Ik heb me dus niet gehaast om te schrijven wat hier staat. Ik heb er lang over nagedacht, herschreven, herschikt, weggeknipt en hernomen keer op keer, want ook gisteren ben ik er lang mee bezig ge<weest. Alles samengenomen een punt in de tijd die voorbij is gevlogen.
Wat ik schreef over het ontstaan uit de geest is logica, is te verdedigen, maar als het er op aan komt de oorsprong van de geest te kennen dan wordt er een muur opgetrokken in mijn redenering.
Maar vanmorgen, 3 augustus 2019, was ik gehaast om strikter te verklaren wat ik bedoelde met de PS van mijn vorige blog.
Hopelijk voor jullie, ga ik hier morgen niet verder mee
[1] Een lezer van mijn blogs, een vriend, lichtte het essay van Rops voor mij uit 'Où passent les Anges', een boek (Plon) van 1946. Een dwaasheid dit te doen, maar het was zijn dank voor mijn blogs. Ik heb na lezing de bladen terug in een omslag gestoken met zijn adres er op en gevraagd dit terug te sturen aan hem na mijn heengaan naar Daniel Rops toe.
|