Een vriend van me, iemand die in zijn werken er duidelijk voor uitkomt een leerling van Maurits van Saene te zijn, beklaagde er zich enkele tijd geleden nog over dat de naam ‘van Saene’ niet meer over de lippen komt in de media. Wel hij zal een ogenblik voldoening kennen nu, want in een column lees ik: ‘Hij zoekt kleuren voor de zee en de lucht, ik moest aan de zeeschappen van wijlen Maurits van Saene denken, waarin de kleur flirt met de monochromie’. Deze zin is van Peter Jacobs, gehaald uit zijn column ‘Bostroëneir’, het dialectwoord voor Baasrodenaar.
Hij, Peter Jacobs, schrijft dit in de SdL van 26 juli, in een column met de prachtige beginzin: ‘Misschien ben ik wel meer van de woorden van de zee dan van de zee zelf’. Een vaststelling waartoe hij komt na het lezen van het boek ‘Marifoonberichten’ van Toine Heymans (Pluim), ‘een bundel puzzlestukjes over de wind en de golven, zeilers en vissers, boten en schippers, Moby Dick. Over de zee en de mensen die daar willen zijn: zo bedrieglijk simpel is het.’
Zoals Peter Jacobs - wellicht ook een ‘Bostroëneir’, er over schrijft in zijn column zet het je aan om het boek zonder uitstel te lezen. Ik hoorde van mijn vriend, de van Saene volger, dat hij twee boeken is gaan halen in de bibliotheek: een van Cees Nooteboom over Venetië dat als een vreugde is, en een van Dimitri Verhelst dat hij na een paar bladzijden niet verder lezen zal. Hij doet er dus best aan de ‘Verhelst’ te vervangen door de ‘Heymans’.
In elk geval zal hij Heymans lezend, dichter komen tot de kleuren van ‘van Saene’ wat hij zeker zal zien als een groot winstpunt. Misschien werkt het boek inspirerend voor hem en zal het ook de kleuren van zijn werken laten flirten met de monochromie, waarin hij al ver gevorderd is.
Ik voel me goed dit te vermelden. Ofwel merkte mijn vriend het op en las hij de column, ofwel las hij die niet en weet hij nu - zo heel veel is het nu ook niet - dat de naam van zijn leermeester niet vergeten werd door jonge schrijvers zoals Peter Jacobs; dat dus ook zijn werken niet vergeten werden en dat er voor de werken die hij maakt nog altijd interesse moet zijn. Zo, wat van het verleden is weerklinkt nog altijd in het heden; houden we open de lijnen die ons verbinden met al wat van vroeger was en blijft onze begeestering intact. Begrijpelijk is het dan ook dat het ons moeite kost, een zelfde begeestering op te brengen voor al wat ons als nieuw overkomt.
Ook Peter Jacobs, als ik lees met welke verve, met welke woordenrijkdom, hij spreekt over het boek ‘Marifoonberichten’, moet nog de begeestering voor het mooie kennen, of die nu uitgedragen wordt in kleuren of in woorden maakt geen verschil. Het is John Keats die het bij het rechte eind heeft en zeker niet Dimitri Verhelst, al denkt deze het misschien.
Elke morgen is een nieuwe onderneming voor mij. Vandaag had ik geluk, de juiste ingrediënten waren voorhanden.
|