Old men ought to be explorers
Here and there does not matter
We must be still and still moving
Into another intensity
For a further union a deeper communion[1]
Wat ik, old man maar al te graag interpreteer als een dieper binnen
dringen in het mysterieuze van leven en sterven, om te komen tot een grotere
levensintensiteit, en een grotere verbondenheid met het minuscule als met het
immense: explorer zijn tot in het
ongerijmde. Mijn blog van elke dag is
er het bewijs van.
En ook: we must be
still and still moving. We moeten rust zijn en
altijd geestelijk in beweging. Zoals we lezen in logion 51 van het evangelie
van Thomas[2]:
Si lon vous interroge:
Quel est le signe de votre Père qui est en vous?
Dites-leur
Cest à la fois un mouvement et un repos.
In
het boek Infinite in all Directions,
van Freeman Dyson had hij gelezen over Socinus, een Italiaanse heretic die leefde in die hoogst
gevaarlijke (althans voor hem) XVIde eeuw. Socinus waagde het te
beweren: that God learns and grows as
the universe unfolds.
Of
God, het Al dat is, nog iets te leren heeft betwijfel ik, maar dat Hij zich
openvouwt in de zoekende mens, wil ik graag aanvaarden omdat de mens aldus
dichter komt tot het beeld dat het Al wilt dat de mens heeft ervan. Er zijn dus
duidelijk twee dimensies, de dimensie in rust van het Al dat tijdloos is en de
dimensie in beweging van het Al in de mens.
Het
korenveld van Van Gogh, en de manier waarop het geschilderd werd komt voor mij
neer op de beweging van het Al in de mens Van Gogh. Toen hij het korenveld
schilderde, was het niet de sukkelmens Van Gogh die schilderde, het was de substantie
van Van Goghs geest die schilderde. Hij geloofde, huizenhoog, dat wat hij deed
waardevol was, dat wat hij schilderde het teken was van de geest van het Al in
hem. In dit aspect alleen was hij een groot schilder die zijn tijd een generatie
voor was. En hij wist het, hij wist dat hij zichzelf verloor telkens hij aan
het schilderen ging, dat hij het niet was die schilderde maar de geest in hem die
bezig was tot alles gezegd was wat hoefde gezegd. Daarna, de fractie tijd erna realiseerde
hij zich de mens die hij was, geconfronteerd met alle ongemakken niet alleen deze
van zijn lichaam, maar het meest deze van zijn bestaan als onsuccesvol, onbegrepen,
schilder.
Zo
het korenveld verdween en Van Gogh verdween uit de zichtbare, tastbare wereld,
en een nieuw korenveld is opgerezen en een nieuwe, nu begrepen Van Gogh is opgestaan
dankzij het zich in de mens openvouwend Al. Van Gogh aldus te zijn, hoe
minimaal ook, het spiegelbeeld van de levende, groeiende bewegende van het Al
in de mens. (Noteer terloops dat er zijn die een boek schreven over het Het.
Ik schrijf hier over het Al.)
Het
is duidelijk, de dode Van Gogh leeft. Hij leeft in de geest van zijn doeken die
zijn naam uitademen, hij leeft in de geest van hen die voor zijn doeken staan,
hij leeft in de geest van zij die die bewuste namiddag aan zijn graf en dit van
zijn broer Theo stonden geschaard, terwijl het licht verzwakte, terwijl het
regenen ging over hun graf, terwijl het regenen ging over de velden, over
Auvers-sur-Oise en over de weg, langs waar hij die middag - het was in juli -
met zijn schildersmateriaal op de rug en een zwaar iets in de zak, voorbij was
gekomen.
Zo,
het korenveld en de woorden van mijn blog, vermengen zich. Mijn laatste regel,
is zijn laatste penseeltrek, misschien was het de laatste grote kraai die hij
tekende. En hij wist toen, na de laatste kraai, wat er gebeuren ging.
Ettelijke
malen heb ik getracht de laatste gedachten van Van Gogh te achterhalen: des
nachts als de slaap niet kwam, des morgens bij het eerste licht dat binnenviel.
En telkens meende ik dat ik, dichter en dichter bij de realiteit van het
gebeuren kwam, alsof het mijn gebeuren was. Maar de gedroomde tekst is de
perfecte tekst, precies omdat hij niet geschreven of niet werd gedacht. Dit wist Fernando Pessoa
maar al te goed als ik lees bij hem:
Jai composé tout en me promenant,
bien des phrases parfaites dont je ne me rappelle pas un mot, une fois rentré
chez moi. La poésie ineffable de ces phrases tient-elle à tout ce quelles ont
été, un bref instant, ou bien, au contraire, au fait même quelles nont jamais
été?[3]
En ik
heb niet vertaald wat al een vertaling was.
[1] T.S.Eliot: Four Quartets, East Coker, 200-206
[2] LEvangile selon Thomas, Editions Metanoia, 1975
[3] Fernando Pessoa : Livre de lIntranquilité.
|