Wel, tot vanmorgen, goed, ik vorder,
ik beloofde mezelf dat ik het afsluiten zou voor de zomer. Ik zou, to please you, Jane, nog wel iets kunnen
vertellen over Bergher en het mysterieuze in La Chartreuse de Parme,
want het is een veel belovend boek waarin Bergher, en hij verbaasde me hiermee,
uitzonderlijk verwijst naar psalm 139 die ik zo graag citeer, namelijk de psalm
over het boek, waarin al het nog voor ons komende, staat opgetekend. Ik zou ook
nog wat meer kunnen vertellen over Akhnaton en dan vooral over zijn Atonhymne
die, hetzij een kopie is van een andere psalm, deze van 104, hetzij de
oorspronkelijke tekst ervan is, al naar gelang Akhnaton geplaatst wordt, naar
het schijnt, na of vóór Mozes. De meningen zijn, zoals altijd, als het de
Bijbel betreft, uiteenlopend. Ik zou ook nog kunnen uitweiden over Kamal Salibi
en wat hij waagt te schrijven over Jezus, maar ik denk dat ik al te veel spreek
over dat wat de jaren me geleerd hebben.
Het mag vooral geen opsomming van kennis worden. Ik denk ook dat ik gekomen ben
op een punt waar ik mijn boek kan sluiten, bijvoorbeeld met deze uitzonderlijke
lekkere maaltijd.
En, is er dan een plot in je boek,
wacht er ons een verrassing op het einde? Vroeg John.
Elk fragment ervan is een plot, dacht Ugo
te zeggen. Er kome wat komen zal, mijn ontmoeting destijds met jou in de
bergen was er een, mijn ontmoeting met Ray en Jane was er een. Ik verwacht er nog
andere waaruit ik dan kiezen kan.
Ik herhaal het, ik heb het al dikwijls
vernoemd, je bent een vreemd man, Ugo. Je spreekt met het komende.
Het heden is het nu, dat kennen we,
zoals we het verleden kennen, mijn waarde John, het komende is waar het om gaat
en, nu ik al zo ver gekomen ben, vertrekkende van zero paginas, is mijn vertrouwen
groot, er zal een plot zijn, ik weet het, maar weet nog niet dewelke. En dit
is, nu ik het zeg, wat me verder schrijven doet. Alles samen genomen gebeurt er
niet zoveel in dat boek van mij, ik zou er dus nog heel wat kunnen aan
toevoegen, maar ik denk dat waar ik nu aangekomen ben, het zelfs beter ware er
dingen uit weg te laten dan er nog andere aan toe te voegen.
Maar overdreef hij niet, als hij maar
bleef uitweiden over dat boek van hem, alsof het een meesterwerk aan het worden
was, alsof het morgen al in alle etalages liggen zou?
En, had John gezegd, de brief, en er
zijn er nu twee, die je me vorige week hebt gestuurd komen die in je boek?
Ik denk het John, ik denk het. Als ik
hem geschreven heb was het met de bedoeling hem ergens tussen te schuiven.
Maar, Ugo, je antwoordt hierin niet
op de vraag welke zin het leven heeft.
Wel, Ray en Jane ik zal je een kopie
ervan laten geworden, laat ik jullie eerst zeggen dat ik niet claim dat, wat
ik geschreven heb de absolute waarheid is. Er kan morgen bij mij een andere
gedachte opduiken die de waarheid, als er een is, dichter benaderen zou. Wat ik
heb willen duidelijk maken is heel eenvoudig, maar, zoals ik geschreven heb,
revolutionair: als de Neanderthaler is opgeklommen tot de homo sapiens dan, heb ik gezegd, is het niet te danken aan de
Neanderthaler zelf, het is een groei die inherent is aan het evolutionair
karakter van de kosmos, met dien verstande.
Hij stopte even: je volgt nog? Met
dien verstande dat de homo sapiens
wellicht niet het einde betekent en dat logisch gezien, als ik gelijk heb met
wat ik durf verkondigen, hij slechts een begin is zoals de Neanderthaler ooit een
begin was. Ik vermoed dus sterk dat dit op-weg-zijn-naar
amper begonnen is. Vraag me niet waar dit eindigen zal. Ik sluit niets uit,
vraag me eerder of de Bijbel, hierbij een rol kan gespeeld hebben. Wel het kan,
het wijst in elk geval in die richting. Wat betekenen zou en hier wik ik dubbel
mijn woorden, dat de Bijbel in dit opzicht een (gewild!) hulpmiddel was.
En dan, zegde John, is de zin van
het leven: de zin die we zelf, als full time homo sapiens, geven aan het leven.
Het komt er dus op aan, een mens te zijn die zijn verantwoordelijkheid neemt
als volwaardig lid van een gemeenschap van mensen.
Ja, dit is wat ik begrijp als het faire son métier van Camus, maar dan
ook als een wezen volledig geïntegreerd in een kosmosgebeuren - hij dacht aan
de Tao of Physics van Capra - In de mate dat we dit geïntegreerd zijn
begrijpen, elk op zijn eigen manier, leven we zoals het hoort. Een andere zin
is er niet, al dacht ik er vroeger anders over, nu denk ik dat we, de mens, ondanks
al wat er zich kan voordoen, en er kan zich de volgende generaties heel wat
voordoen, verder in deze richting zullen evolueren, maar, ik herhaal het, een
absolute zekerheid heb ik niet.
Hij zag hoe het licht dat nog restte zich stolde in een rode
gloed laag over de horizon tussen het roerloze van de bomen tot op de gezichten
voor hem, een roze gloed nog die als een bevestiging was van wat er gezegd werd.
*
Ze hadden afscheid genomen van elkaar.
John had herhaald aan Jane dat het een rijke en hoogst merkwaardige lunch was
geweest, die naar hij hoopte, kijkend Ugo in de ogen, het boek zou halen. En Ray,
dat uit de wijnen straffe gedachten waren ontstaan die de wereld zouden
verbazen als ze verspreid werden, ongeacht, zegde hij, de nieuwe, binnen sijpelende
Neanderthalers en hun geloof. En, wat hij niet vergeten mocht, er was Jane,
zwijgzaam, die hem met warmte omhelsde
toen hij vertrok.
Thuis, die avond, aan zijn tafel gezeten,
herbeleefde Ugo de woorden en de gevoelens die deze opriepen. Hij tekende op
wat de essentie ervan was, niet de kleine details, niet hoe laat het wel was
als ze afscheid namen. Hij wist dat het een grote dag was geweest; hij wist dat
hij er goed zat, rustig sprekend, oneindig levend, denkend bij momenten, aan
Tom, de regenmaker: Lizzie ik wil eeuwig leven. Hij wist dat hij omgeven was met
vrienden; dat hij en zijn boek, op vele ogenblikken, het centrale punt waren
geweest. Waar, op Gods aarde kon hij beter zijn?
|