Ik hou van Einstein, had hij gezegd,
ik hou van zijn formule E=MC², maar, heeft iemand er ooit aan gedacht dat de
factor C² staat voor het teken van God? Ik geloof het niet. Wel, Ugo, het is
deze formule van Einstein die me vleugels geeft, ik duik er in onder, ik wentel
me erin, ik vind er de spirituele geladenheid in die ik nodig heb om te
werken.
Hij had de man ontmoet op de
voordrachtavond. Emma had hem voorgesteld, een stug man zoals hij daar stond,
met een onverzorgde baard van weken - wat nu in was schijnbaar als hij de vips
op tv zag - zijn naam was Daniël zoals deze van Ugos broer. Ze hadden enkele
zinnen met elkaar gewisseld en Ugo voelde, bijna onmiddellijk dat, ondanks
baard en uitzicht, ze als gesproten waren uit eenzelfde positie van sterren en
planeten. Ze zaten naast elkaar luisterend naar de spreker, professor Van
Bellingen van de Vrije Universiteit Brussel en misschien ook had de voordracht
bij hen gewerkt als een bevruchting. Het leek er toch op als hij inging op wat Daniël
na de voordracht over Spinoza vertelde: Ik heb getracht de formule van
Einstein om te zetten in een beeldhouwwerk en ik geloof dat ik erin geslaagd
ben en, zoals die formule alle andere kosmische formules bevrucht, is het mijn
E=MC²-beeld dat, al wat ik sindsdien heb gemaakt, heeft bevrucht. Het staat
centraal in mijn oeuvre als beeldhouwer. Ik ben afgestapt van de dingen die me
omringen, mens en landschap, boom en bloem, dit zijn geen onderwerpen meer voor
mij; ik beitel mijn beelden nog enkel naar de essentie toe, naar de
levenssappen toe en de bevloeiing van die sappen gebeurt via wat ik denk van de
formule van Einstein te zijn.
Maak ik me duidelijk, Ugo? Wellicht
niet, je moet mijn werk zien, om te weten waar ik mee bezig ben. Maar ik voel
nu, als ik afga op de vraag die je gesteld hebt aan de spreker, dat jij, meer en
beter dan wie ook, mijn werk begrijpen zult, dit is: begrijpen zonder de nood
te hebben het uit te leggen in woorden, zoals je ook niet de nood hebt het
beeld van de formule van Einstein te begrijpen, zoals je ook de nood niet kent
de totaliteit te begrijpen van wie of wat die God is waar de wereld van Spinoza
van overloopt.
Mijn werk, zegde hij nog, is lijk
de idee van Spinoza, alles is in alles, God en Universum zijn een en hetzelfde,
bij mij ook zijn idee en beeld de twee elementen van wat een en hetzelfde is.
In tegenstelling tot de kunst van heden is het een zuiver positieve, kosmische
boodschap die ik uitdragen wil.
Ugo stond voor hem, luisterend naar iemand
die hij enkele uren er voor niet kende, die sprak zoals hij nog nimmer iemand over
zijn werk had horen spreken. Hij zegde dingen die hij, Ugo, over zijn schrijven
had kunnen zeggen, maar dan niet met het beeld van Einstein op zijn voetstuk.
Het was hem nu heel duidelijk, de toespraak van professor Van Bellingen had de
wortels van Daniël geraakt. Bij het applaus na de voordracht had hij hem gezegd
dat Spinoza een wonderbaar man was, een durver die het waagde in de gevaarlijke
tijd waarin hij leefde, te zeggen wat hij zegde, en de God van allen te
herleiden tot het levend Universum en omgekeerd. Ik ook durf nu beelden maken
die door de kunstgoeroes van vandaag verworpen worden. Maar, had hij gezegd
zoals ik de formule van Einstein maar flou begrijp zo heb ik Spinoza begrepen,
niet in zijn totaliteit, maar voldoende om te weten hoe ik werken moet om de
oneindigheid van de God van Spinoza, te benaderen.
Wie had daarna wie uitgenodigd: ze
waren het café binnen gegaan en het was daar, gezeten voor een glas donkere
Italiaanse wijn, geschonken in een groot bolvormig glas, dat hij voor het eerst
iemand hoorde zeggen dat de naam van God getekend stond in de formule van
Einstein. Ik schilder en teken nog zoals het gebeurde in de middeleeuwen, had
Daniël gezegd maar in mijn bloed ben ik beeldhouwer en mijn onderwerp is de
wondere, niet in te beelden, echte, stevige, inspirerende levensenergie die
gelijk is aan de massa vermenigvuldigd met het kwadraat van de snelheid van het
licht. Je moet een genie zijn om dit laatste deel van de formule te ontdekken.
Zo gebeurde het die avond: ze waren
blijven zitten aan tafel, licht voorovergebogen naar elkaar toe; dat ze een
paar glazen wijn hadden gedronken, het glas goed in de hand, de wijn als
fluweel en donker, smakend naar vijg en appel en rozemarijn, smakend naar al
wat is van de wijnstok en de aarde en de zon erover.
Een vreemde man, die Daniël, een
hoogvlieger zoals hij soms. Hij zat daar ongeschoren - wat Ugo zich nog niet
permitteerde - zijn glas houdend alsof het een kelk was die hij offeren wou,
maar met een stem, hees bijna van de kracht die hij gebruikte, even verrassend
en even rijk aan inhoud als de voordracht over Spinoza. Ugo kon zich niet
inbeelden dat iemand het wagen zou de formule van Einstein om te zetten in een
beeldhouwwerk, maar het klonk goed wat hij vertelde, er stak een symfonie in,
een symfonie van Mahler, van Shostakovich.
Ugo, zegde hij nog, als ik werk voel ik me
drijven op de zwaartekrachtgolven van Einstein. En Ugo zag hoe hij, alsof hij
beeldhouwde met woorden, de ruimte waar ze zaten overnam in het bewegen van
zijn handen en hij wist dat er een groot kunstenaar zat voor hem, die hij graag
zijn vriend wou noemen.
De café was leeg gelopen, zij alleen
bleven nog even. Ugo zag hoe de bazin aanstalten maakte om te sluiten. Daniël
zag het niet, hij sprak over zijn tentoonstelling die zou doorgaan, later op
het jaar, in oktober, en zegde hij, ik zal wel niet het succes kennen van de
andere kunstenaars uit de streek, die wat landschappen schilderen, of wat
stillevens of ruikers bloemen; mijn werk zal niet geapprecieerd worden, precies
omdat het te diep reikt, en ik het beeldhouwen anders zie dan wat de doorsnee
mensen er hier over denken. Ik leef op vreemde grond waar niemand me volgt.
Gelukkig ben jij er, en zijn er ook nog, vrienden die me begrijpen, en ook Dany
die een groot schilder is van het schone, het verheffende in het landschap.
Het was laat toen hij thuis kwam die
avond. Wat nog restte van de volle maan van enkele nachten terug, stond pal
boven het huis, Jupiter echter was naar andere oorden verschoven, maar sterren
waren er in overvloed. Hij zocht naar het sterrenbeeld van Orion, maar dit zat
ergens in het westen, geborgen door de bomen. Pas dan voelde hij hoe moe hij
wel was.
Zo gebeurde het eens te meer,
omstandigheden die vervloeiden in andere omstandigheden: de zondagmis die Emma
opleverde en Emma die hem Daniël leerde kennen en wat meer was, Daniëls visie
over kunst, even zinnig als de voordracht over Spinoza, als de formule van
Einstein.
Het had helemaal anders gekund als hij
eraan dacht dat hij Ray gebeld had om te horen of hij hem niet vergezellen wou,
maar het was Rays bridge-avond, hij had een duplicate en zijn partner rekende op hem. En, had hij gevraagd,
hoe staat het nog met Akhnaton. Zo, hij was er alleen heen gegaan en Daniël had
hem in beslag genomen. Emma, die lieve Emma had hij amper gezien en gesproken.
Hoe heeft zij de avond ervaren? En ook nu mocht hij Ray nog verwachten, hij had
hem nog iets te vertellen over die Akhnaton, van hem.
|