Een actieve geest zit vol met eerste
zinnen, en Ugo is actief. Als hij buiten gaat en over de boomgaard wandelt, het gras bestrooid met afgevallen bladeren en rottende appels en peren, een
tapijt vol ligt er, is hij plots, zonder overgang, in gedachten met zijn vriend
Pierre H. in Vézelay. Ze hadden er nog over gesproken op het voorbije tuinfeest. Ugo wist onmiddellijk waarover hij schrijven zou vandaag. Hij vond, hoewel strikt niet passend - maar het was hem nog al overkomen over niet passende zaken te schrijven - dat het belangrijk was wat hij te vermelden had en hij keerde terug naar binnen.
Ze staan in het voorportaal, in de
nartex van de kerk, vóór het monumentale Christusbeeld. Hij herinnert zich nog
wat Pierre hem toen gezegd heeft over dit beeld, dat het, de meest majestueuze figuur van Christus was die het
christendom ooit heeft voortgebracht, de woorden, zegde hij, zijn niet van
mij maar van Georges Duby. Het is een Keltische Christus, indien zo iets zou
bestaan: kijk naar de twee zeer duidelijke spiralen in het kleed van Christus,
ter hoogte van de linkerknie en van de rechterdij en weet dat de spiraal het symbool is van het eeuwige leven. En kijk ook
naar de nimbus omheen het hoofd van Christus en het kruis, deels zichtbaar
erachter. De twee armen ervan schijnen enigszins naar boven gericht, zodat het
lijkt alsof het kruis er een moet zijn met vijf in plaats van vier armen. En
ook, ging hij verder, de Christus van Vézelay is geen gekruisigde, ik las ooit
dat er geen enkele afbeelding van een gekruisigde Christus aanwezig is of in
den beginne aanwezig was, in de kerk van Vézelay; het is een Christus die ons wenkt, ons
opneemt, die ons uitnodigt.
Ugo zag voor zich het majestueuze beeld van
Christus, maar niet de spiralen in het kleed en ook niet de vijf armen van het
pentagram, wel de enorme ruimte van het binnenschip, met op het einde, in het
zuivere oosten de blanke schittering van het gotische koor.
Aldus, nog altijd Pierre, als je
Christus ontmoeten wil, dan verplaatst je,
je naar Vézelay als pelgrim, en je reist
niet naar Rome waar alles een naam heeft. Je voelt hier, in Vézelay, duidelijk aan
dat de geest van la Madeleine oosters
is. Maria Magdalena was immers voor de orthodoxen, de vrouwelijke apostel die
Christus vergezelde. En, was zij ook niet de discipel die Christus het meest
beminde, over wie Johannes het heeft in zijn vertelling over het laatste Avondmaal, herinner je ook Dan Brown en wat hij wist over 'het Laatste Avondmaal' van Da Vinci.
Voor Ugo was nu de toon gezet. Hij
dacht: zeker is het dat ik altijd heb willen schrijven over de Christus die ik gemeend
heb n Vézelay te ontmoeten, maar dan op een gebrekkigere wijze dan de meester-bouwers het hebben gedaan, de beeldhouwers en
al degenen die gewerkt hebben aan het concept van la Madeleine, en hierbij mag ik zeker de redder ervan, Viollet-le-Duc niet vergeten, zij allen zijn er in geslaagd ons een
magistrale synthese te brengen van de Keltische traditie, ingebed in een
gnostisch getinte christelijke religie.
Ook Suger, de abt van St. Denis, was
ervan doordrongen. Deze liet zijn abdijkerk verbouwen en realiseerde aldus het
eerste gotische bouwwerk in Frankrijk. De bedoeling van Suger was Keltisch en
dus metafysisch. Hij wou dat de kerkganger geroerd zou worden door de kracht
van het licht en in dit licht God zou ontmoeten. Treffend is de betekenis van
de Latijnse tekst die hij aanbrengen liet op de ingangspoort van de westergevel:
de geest in de duisternis, ontwaakt via
het stoffelijke tot de waarheid en doordrongen van het licht verrijst hij uit
zijn geborgenheid. En, wat meer is, in zijn glasramen liet Suger het
pulver van robijnen en amethisten, van saffieren en turkooizen verwerken, ter
verheerlijking en verrijking van het binnenvallende licht.
En hier, bij ons, in de contreien waar
ooit de Kelten hebben hoogtij gevierd, is er een gouden vers te lezen,
toegeschreven aan de Kelten als aan Pythagoras, en hij zoekt het op: Want,
het ras der stervelingen is van goddelijke oorsprong en degene die in zijn ziel
het goddelijke dat er in opgesloten is weet op te wekken, zal de geheimen van
de natuur ontsluieren. En hij gelooft dat de boodschap van de
meester-bouwers van de eerste kathedralen, dicht aanleunt bij de geest van dit
gouden vers; dat hun betrachten was, door te dringen tot een religiositeit die
van alle tijden is, te neigen naar een transcendentie waarin het dogmatische
geen enkele rol te vervullen heeft.
De eerste gotische kathedralen hebben Ugo
altijd bezield. Hoe die drang in hem ontstaan is weet hij niet. Was ze hem
ingeboren of, zijn het de kathedralen zelf geweest die hij bezocht en hem in
die mate en in die richting hebben geïnspireerd?
Hij beseft thans dat de kathedraal een
poging is, de goddelijke ordening van het Universum symbolisch na te volgen,
zoals dit het geval was voor de Egyptische tempel - de moskee van de moslim
eerder afgestemd op de Koran - dit, door hun oriëntatie, hun meetkundige
proporties, hun bouwkundige ruimtes, de harmonie van hun horizontale
lijnstructuur gebaseerd op het gamma van Pythagoras. Ze zijn het ook door de
plaats waar ze gebouwd werden doordat ze hun funderingen hebben in de
aardstromen van die plaats, en hun torens geprojecteerd in de magnetische
velden van de hemel.
Er is echter misschien nog meer wat de
kathedraal betreft. Deze is aldus eveneens gebaseerd op de Keltische idee die
we terugvinden in de dolmen en menhirs waarvan Stonehenge een schitterend
voorbeeld is.
Wat hij denkt en vooropstelt: in
Stonehenge hadden de rechtopstaande stenen, de megalieten, hun eigen functie.
In vibratie gebracht door de dekstenen, de dolmen, die er horizontaal bovenop
werden geplaatst, beroerden deze vibraties de geest van de mens die erin rondwandelde,
en bezat Stonehenge aldus de functie van de athanor van de alchemist. En als we
denken aan de onbehouwen stenen zoals deze van Stonehenge, dus niet
gepollueerd door de beitel, is het meer dan verbazend op drie verschillende
plaatsen in de Bijbel te lezen: Als je me
een altaar bouwt dan zal je dit doen met onbehouwen steen.
|