Hij is beginnen schrijven na het
ontbijt, is nu en dan opgestaan om wat houtblokken op het vuur te leggen en een
glas water te drinken, het is vroeg in de namiddag als hij stopt om iets te
gaan eten in de keuken en er gebeld wordt. Hij is ongewassen, ongeschoren,
ongekamd, hij is zoals hij is opgestaan en zich in de gauwte heeft aangekleed.
Hij aarzelt om de deur te openen. Wie kan het zijn, niet de postbode, niet
iemand die hij verwacht, Ray misschien?
Hij opent de deur, Jane staat voor hem
met een boek in de hand. Ze is verwonderd hem te zien zoals hij er staat: Ugo,
excuseer me, Ik wou je dit boek van Bergher brengen, zegde ze, een boek dat
je lezen moet. Hij ook wil zich verontschuldigen: ik ben opgestaan en ben
beginnen schrijven, zegde hij.
Tot nu, vroeg ze.
Ja, het was vroeg vanmorgen, heb iets
gegeten en ben onmiddellijk begonnen, ik heb uitgemaakt dat ik het dubbele
schrijven moet, dat ik het anders niet haal, maar kom binnen.
Neen, zegde ze, neen, ik wil je niet
storen, maar hij dringt aan. Ze komt binnen en zet zich voor hem neer aan de
tafel: zijn dagboek open, zijn pen met inktpot erbij en boeken, Capra, Hindu
Scriptures, Le besoin décrire. Hij wist dat ze alles in een oogwenk had
opgemerkt.
Mag ik weten waarover je geschreven
hebt deze morgen?
Over heel wat, ook over een vriend
die gestorven is.
O, een vriend die ging, een vriend
van hier?.
Neen, een vriend van een andere
categorie vrienden, een vriend uit de Valais, uit Grimentz.
En je hebt over hem geschreven
vanmorgen?
Ja, hij werd deze morgen begraven in
Sierre.
En je was er niet en dit deed je
schrijven over hem.
Precies, zegde hij precies, omwille
van het feit dat ik er niet was, ware ik er geweest ik zou er andere woorden
voor gebruikt hebben, misschien er zelfs niets over gezegd hebben.
Ze zat voor hem, het licht in haar
blonde krulharen, haar ogen groot met een donkere glans, die hij niet lezen
kon, niet wist waarom ze daar zo stil zat, een dame, in een lichte wolk van een
parfum dat hij niet kende, met een boek waarvan hij dacht dat het een
voorwendsel kon zijn om hem te zien.
Ze zag de vraag: Raoul is gaan
bridgen, hij zit chez les Nobles in
Gent op de Kouter, zegde ze.
Ugo voelde zich ongemakkelijk, ongeschoren,
onverzorgd zoals hij daar zat. Alles is
in de vlucht geschreven,' zegde hij, ik wou het nu overnemen op mijn pc, wat overeen komt
met een herlezen van mijn teksten. Het vraagt wel meer tijd maar mijn teksten
zijn steviger hierdoor en beter opgebouwd.
Zegde ze: Je wilt het me niet
voorlezen om te weten hoe het klinkt in de oren van een toekomstige lezeres?
Ik ben niet gewoon pas geschreven
teksten voor te lezen, ik wil wel omdat jij het bent, maar mijn geschrift leest
niet gemakkelijk, ik zal me beperken tot een paar passages. Het gaat over het
sterven van mijn vriend, Fernand.
Hij zoekt in zijn dagboek naar wat hij
lezen wil voor haar. Er is een licht beven in zijn hand als hij de paginas
keert. En hij leest na enige aarzeling:
Het is weer gaan sneeuwen begint hij
- in feite sneeuwde het misschien niet, maar ik vond het passend dat het
sneeuwde - en hij las door tot hij aankwam bij waar er stond dat zijn dood ook
die van hem was, zoals Donne dit verwoordde het komt uit For whom the bell tolls zegde hij en
eindigde met de Latijnse woorden van de priester.
Ontroerend zegde ze je vriend
Fernand, zal gelukkig zijn te horen op welke wijze je op zijn begrafenis
aanwezig was. Ugo, ben je gelovig, geloof je dat er nog iets is na de dood?
Ik geloof het, ja, van al wat er te
begrijpen valt is het, het enige en het aller belangrijkste waarin ik geloof,
al het overige, over God, over ons ontstaan en de reden van ons bestaan hier,
zijn gissingen die ons kunnen helpen, maar ik geloof in mijn eeuwig zijn.
Ze keek hem aan: Ray gelooft in
niets, gelooft enkel in zijn trois sans
atout, als hij er de kaarten voor heeft. Er is een groot verschil met
jou.
Inderdaad, maar ik heb ook een tijd
gekend dat ik in die trois sans atout
geloofde. Culbertson was mijn bridge goeroe. Verder ben ik niet geraakt en op
een gegeven ogenblik in mijn leven, heb ik andere literatuur opgezocht.
Zo ken ik je wel. Weet je, ik heb
veel aan jou gedacht, en aan je boek, ik vroeg me af wat je wenste te bewijzen
met je boek.
Bewijzen? Niet zo veel, mijn boek zal
eerder een getuigenis zijn tot waar onze beschaving ons, en zeker mij, gebracht
heeft. Ik vrees de toekomst. Er is een beweging van binnen in ons op gang
gekomen die niet meer tegen te houden is; een neiging om al het spirituele te negeren,
te nekken zelfs. Dit is wat ik meen vast
te stellen, dit is mijn wijze van de dingen te zien, maar ik sta niet alleen.
Het is een beweging die tegengesteld is aan wat onze beschaving altijd heeft
gekenmerkt. Een andere mentaliteit is opgestaan, we zijn een ander volk aan het
worden. En dan is er nog een ander soort
volk opgedoken dat voortdurend flirt met God en met de dood in plaats van met
het leven. En wat erger is, een soort dat de vrijheid van opinie onderwerpt aan
de ingebeelde wetten van hun God. Zo, terwijl het nog kan wil ik, al was het
maar voor mijn kleinkinderen - het zijn zij die het meeste gevaar lopen -
gezegd hebben hoe ik leefde en hoe ik dacht over die God van mij. Weet
je, Jane, veel meer zal mijn boek niet zijn dan een getuigenis van wat
beschaving voor mij betekent.
Het wordt dus een diepgaand boek. Zit
er dan geen verhaal in?
Jawel, een verhaal is noodzakelijk,
maar is niet mijn hoofdbekommernis. Ik schrijf, om te beginnen over wie ik denk
God zou kunnen zijn, en er zijn er weinige die hier over schrijven durven,
maar ik draag ook in mij de noodzaak, de behoefte tot schrijven. Hoe ik
eindigen zal hangt af van de gebeurtenissen. Mijn vrouw was verliefd op Dokter
Zhivago, het was het boek dat ze las en herlas, het eindigt met de dood van
Zhivago en met de verdwijning van Lara, maar dit was voor haar niet het einde
van het boek, ze bleef maar zeggen dat het geen goed einde was dat ze elkaar
hadden moeten terugvinden en ik dacht dat ze het boek herlas om misschien te
komen tot een einde dat haar beter passen zou. Ze is zich blijven vragen
stellen over Lara en haar dochter. En als ik er iets heel bijzonder aan
toevoegen mag, enkel de Bijbel is vandaag een boek dat af is voor mij. Dicht en
af. Er is een Russisch-Amerikaanse Jood geweest die voor mij, van de Bijbel een
historisch boek heeft gemaakt en ik heb geleerd ermee te leven, het is het
boek - ik bedoel het Oude Testament - over de geschiedenis van een volk dat
zich uitverkoren waande en nog steeds als uitverkoren in de wereld staat.
Uiteindelijk, als ik kijk naar het aantal Nobelprijswinnaars dat ze hebben
gekend, het aantal schrijvers, componisten, solisten, dan heb ik de neiging het
te gaan geloven; het is een volk dat gericht is op de geest. Ze denken het volk
te zijn van de archaïsche God die wij ook gekend hebben ten tijde van
kruisvaart, pest en cholera, maar ze zijn niet zo bloeddorstig als degenen die
hier met hun God aan het binnensijpelen zijn.
Is dit je vrees, is die niet al te
voorbarig? Denk je niet dat er onder de nieuwkomers, heel wat zijn die zich
maar al te graag aanpassen zullen à nos
us et coutumes?
/...
|