Hij loopt het huis uit, hij loopt het
huis in, de tuin welft over hem, de bomen, de luchten, de stilte als hij in de
kamer zit, starend in de vlammen van de haard: de boeken naast hem tegen de
muur. Het zijn zij die hem recht houden, die een belangrijk deel van zijn leven
zijn - dan toch, geworden zijn. Enkele dagen geleden las hij bij Fritjof Capra
dat alles een interconnected network of
events is, wat betekenen moet dat ook de mens in dit netwerk verweven ligt
schreef hij dit nog niet? - en er door beïnvloed wordt. Al hebben we hierover
niet de minste notie, toch wijst heel wat in deze richting en wordt ons leven
geregeld door de samengevoegde impact van alle gebeurtenissen die ons van ver
of van dichtbij raken, en deze terugblik is nog onvolledig want we gaan allen
terug tot het fameuze mirakel-ogenblik van precies juist vóór de Big Bang, toen
de tijd nog de tijd van het Woord was.
Hoe mag hij interpreteren wat hij las
in een boekje dat hij kocht aan zee met de lokkende titel: Le besoin décrire* van Roger Vrigny,
over de behoefte, niet die van het lezen zoals Proust hem leerde, maar deze die
van het schrijven is:
Mais un roman nest pas une histoire. Il ressemble
plutôt à un voyage dont on devine la destination, sans en connaître litinéraire.
Le tout est de partir, de faire le premier pas. Celui qui donnera la cadence ou
la couleur ou lesprit du voyage. Een roman is geen verhaal. Hij lijkt meer op een
tocht waarvan men de bestemming vermoedt zonder de weg ervan te kennen. Het
komt er op aan te vertrekken, de eerste stap te zetten. De stap die het ritme
zal aangeven of de kleur of de geest waarin de reis gebeuren zal.
Is dit geen geruststelling voor hem,
voldoende om vertrouwen te hebben in de goede afloop van wat hij op een punt,
diep in zijn jaren, begonnen is zonder vooropgesteld plan?
De bejaarde dame hij is nu bijna even
oud als zij toen was - van wie hij destijds in die grote augustusmaand de
chalet in de Valais had gehuurd, had hem eens gevraagd welke boeken hij wel
las. Hij had haar (gelukkig) geantwoord, alle boeken behalve romans. Cest bien, had ze toen gezegd, la vie est déjà assez roman comme ça.
Het leven is al roman genoeg. Ze parafraseerde misschien Céline die iets in die
aard had geschreven; Céline die het had over verhalen zoals er voldoende zijn dans les alcôves, les prétoires, les
commissariats, in de slaapkamers, rechtbanken,
commissariaten.
Als hij terugblikt, is zijn leven,
naast de daden die hij stelde of niet stelde of niet had moeten stellen, vooral
in essentie een aaneenschakeling geweest van boeken waarin hij voedsel vond om
geestelijk te bestaan. En hij was gelukkig als het boek of het artikel voor hem
een springplank betekende naar een andere idee of een ander boek. Maar,
daarenboven, en hij weet dit maar al te goed, is hij ook van het dagelijkse
klein gebeuren waarvan hij nooit weet wat het hem brengen zal.
Hij rijdt die morgen weg in de
dwarrelende sneeuw die neervalt over de aarde. Hij komt in de straten van de
stad waar hij zich in een andere wereld voelt. Hij is binnen in de warmte van
boeken, hoog opgestapeld die zien hoe hij binnenkomt, de sneeuw in zijn grijzende
haren maar de gedachten nog ergens bij wat hij thuis had neergeschreven. Een
boek roept hem, een zwarte kaft met gouden letters en de prachtigste titel die
hij verhopen kan: Belonging to the
Universe, a new Thinking about God and Nature**. Met er onder de naam van
Fritjof Capra en twee andere namen die hij niet kent, maar die hij niet nodig
heeft te kennen om het boek te betalen aan de blonde dame die hem zal blijven
bekoren, al was het maar omdat de pianomuziek, als hij het haar vraagt zijn
ogen een fractie in die van haar - een sonate van Cimarosa is. En terwijl hij
nog even wachtte: hij staande voor haar, haar hand die hem het boek aanreikte
en hij denkend aan een passage uit het dagboek van Kafka.
Hij rijdt terug naar zijn dorp. Het
sneeuwen heeft opgehouden en het boek wacht naast hem. Thuis kan hij niet
nalaten er even in te bladeren terwijl hij rechtstaande een glas wijn drinkt en
de lunch die hij haalde, opwarmt in de microgolf. Hij leest, maar niet tot zijn verbazing:
What we find in our Bibles preceding the book of
Exodus is actually a reflexion on the exodus experience, even the story of
creation is told in the light of Israels great liberation.
De idee
uit Belonging to the Universe,
bevestigt wat hij lange tijd geleden had ontdekt, namelijk dat de Exodus
centraal staat in de Bijbel en dat er zonder dit gebeuren misschien geen Bijbel
en ook geen Bijbels volk zou geweest zijn of zich toch niet in een zelfde mate
zou geconfirmeerd hebben.
Maar was het ook geen vreemd iets
geweest dat hij deze zin ontdekte, op het ogenblik dat hij over dit
Exodus-verhaal, deze morgen aan de ontbijttafel aan het lezen was geweest en gedacht
had er iets over te schrijven?
Hij had zich toen ineens gelukkig
gevoeld en had gedacht aan Hugo Claus, hoe deze zich voelde na een goed gedicht
te hebben geschreven. Hij ook voelde dat hij buiten moest, maar het sneeuwde.
Sneeuwde het opdat hij de wagen zou nemen en wegrijden naar de stad; sneeuwde
het opdat hij het boek van Capra en Co, vinden en kopen zou?
Wie beslist hierover, was hij het wel
of was het iemand buiten hem die hem gadesloeg en greep had, niet enkel op zijn
woorden en gedachten, maar via deze, ook op zijn daden? Waren er dan toch
boeken, zoals de man in de koffiebar hem vertelde, boeken die hun lezers
opzochten en alle macht bezaten om hun doel te bereiken?
Zo, wat is er van wat we toeval
noemen: zijn er voorvallen die niet toevallig zijn maar opgedrongen worden
opdat dit of dat eruit volgen zou?
*Roger Vrigny: Le besoin décrire, Edition
Bernard Grasset, Paris, 1990, pag. 86
**Fritjof Capra and David Steindl-Rast, with Thomas
Matus : 'Belonging
to the Universe - New Thinking about God and Nature' Penguin Books 1992, pag. 182.
|