En de plaats van toen is gebleven. Hij
stond er, nog niet zo lang geleden. Zelfs al heeft de inprenting van hun
lichamen in de warme welige aarde zich sinds lang al geëffend, zelfs al hebben
mossen zich vermenigvuldigd en al waren de mieren erover, de spinnen, de bijen,
de bosduiven, de sijsjes, zelfs al is het bos thans dichtgegroeid en zijn alle
sporen uitgewist, in hem is die plaats gebleven, de plaats waar hun lichaam was,
onherroepelijk gebleven, verweven met al het andere, maar nu lijk een messteek
deze morgen, een helderheid in zijn geest, er torenhoog boven uit. Hij
schrijvend, de beelden oproepend, omkaderend, verinnigend wat kon geweest zijn
en nu omgezet in woorden. En wat ooit was, herbeleefd in woorden, leeggehaald
in woorden. Het ogenblik van toen nu brandend lijk een toorts in de nacht.
De eenzaamheid die zwellen gaat. Het
oude gebeuren dooraderd door wat erna kwam, gespreid over de jaren: de vrouw
die hij huwde en de moeder van zijn kinderen werd, zij die hij ontmoette op het
Eliot-ogenblik en, een beeld dat hem nu niet loslaat, zij met wie hij afdaalde
in een oase van licht en ruimte, van sneeuw en ijs, over de gletsjer naar Zinal
toe, op een dag van licht dat hij opnieuw ontvankelijk was.
Betekenisloos was het te hopen, dat
met het verbranden van alle geschriften ook de pijnen die hij bracht zouden
verdwenen zijn, al waren er ook vreugdes geweest en hoopvol verwachten. Maar
openingen geslagen sluiten zich zelden volledig. Je hebt altijd wel een takje
mimosa dat je terugvindt in een oud boek of een vergeeld blad met een gedicht
dat je van buiten kent. Je houdt wel een boek met een naam erin of een
postkaart met de afbeelding van Akhnaton, of een jonge lijsterbes die je meenam
uit het bos en die je te dicht bij het huis, onder het venster van je
slaapkamer hebt geplant. Zo bewaren we, om nooit te vergeten, een teken van elk
gebeuren dat een belangrijk punt was in ons leven, om dan achteraf de betekenis
misschien dan toch te vergeten. En dan ook weet je nimmer hoe eenzaam je zult
zijn des avonds in het te grote bed, denkend aan wat had kunnen zijn.
En meer dan ooit kan hij aanvaarden
dat het de schijn heeft dat het de toekomst is die het heden bepaalt en dat
onze vrijheid van handelen slechts ogenschijnlijk is omdat elke handeling in
feite verlopen is in functie van het komende, dat keer op keer het nu wordt en
het enkel het nu-ogenblik is dat van deze aarde is.
En denkt hij, moet ik niet geloven dat
mijn schrijven dag na dag een daad is die niet ik me heb opgelegd maar iets of
iemand buiten mij die toekijkt, opdat uiteindelijk, uit dit alles zou ontstaan
wat thans, o zo tergend traag, gestalte krijgt en inhoud?
Uit een korte slaap komt hij terug. De
wind zucht in de haard. Hij realiseert zich dat hij oud geworden is, dat zijn
jeugd geleefd is. Hij realiseert zich hoe het kan dat onder een bepaalde impuls
komende van waar ook, zijn innerlijk leven gestoord kan worden.
Dat dit regelmatig voorvalt, is een
zekerheid maar dat hij het dan gaat uitschrijven is iets dat hem overstijgt,
zodat hij zich achteraf moet afvragen wie de beslissing nam, hijzelf of de
omstandigheden, waarin hij zich op dat ogenblik bevond.
Hij denkt terug aan zijn autodafé van
een tijd terug, die zelfverbranding van bijna alle bladen tekst uit zijn
schuiven. Wat een stupide beslissing, verbranden wat hij met zoveel toewijding
had bewaard, al die kleine geschreven stukjes tekst. Een uur ervoor, een minuut
ervoor, had hij er zelfs nog niet aan gedacht. Hij had zo maar zijn lade
opengetrokken en er alles uit gehaald en in een ogenblik van verdwazing, in een
opwelling alsof hij zich straffen wilde voor het leven dat hij gekend had, en
enkele ogenblikken later was alles verbrand alsof hij zich zelf offeren wou op
de brandstapel.
In feite is ons leven, om te beginnen,
volledig geconditioneerd geweest door het ogenblik van de bevruchting. Hadden
zijn ouders drie dagen later de liefde bedreven dan ware hij geboren in een
ander jaar, dan had hij zijn militaire dienst gedaan een jaar later, dan had
hij niet ontmoet wie hij nu heeft ontmoet, en zo voort, zodat we uiteindelijk
moeten aanvaarden dat ons leven bepaald werd, eeuwen, duizend jaren ervoor en
dat we het leven kregen dat ons wachtte en geen ander.
|