Hij
wachtte even: Kijk, ik ook heb een boek gekocht hij haalde het papier van
het boek voor hem - een Frans Sierens boek: Een sterke geur van terpentijn*. Eigenlijk heb ik het niet gekocht
om het boek zelf, ik kende het maar al te goed, ik ken het als mezelf, maar om
de dedicatie erin. Luister, hij nam een fijn brilletje uit zijn etui, kuchte
even en las:
The frog felt an atrocious piercing pain. The scorpion had
stung it. As it sunk below the surface, taking the scorpion with it, it cried
out with its dying breath: Is that logical? No, said the scorpion, its
not. But what would you? I cant help it. Its my nature.
Je vraagt je af hoe een boek, met een
dergelijke veel zeggende dedicatie,
eigenhandig geschreven door de schrijver, ooit terecht kan komen bij De
Slegte.
Kinderen die de boeken, achtergelaten
door hun vader of moeder, bekijken als een last, als totaal overbodig - boeken
worden niet meer met respect behandeld - en die hier hebben binnen gebracht,
denk ik. Maar ik herinner me, ik meen je te kennen, mijn naam is Ugo dOorde,
ik woonde vroeger in Gent, maar nu in een dorpje niet zo heel ver van hier daar
waar mijn roots lagen. Maar we moeten
elkaar al ontmoet hebben, ik voel het, ik weet het en wat opmerkelijk is, ik
ken dit boek en ik ken die Frans Sierens, hij leek sprekend op jou, hij
overleed begin de jaren tachtig, geteisterd door de ziekte die u ook aan het
neerhalen is. Hij schonk me dat boek toen het uitgekomen is maar wat
uitzonderlijk is, mijn beste man, hij heeft er dezelfde dedicatie in
neergeschreven, een tekst van Orson Welles.
Het kan, alles kan, ik ben op heel
wat plaatsen geweest en heb heel wat mensen ontmoet, maar weet je, Ugo, ik mag
je toch Ugo noemen? Weet je, boeken kennen een eigenaardig leven, soms denk ik
dat ze ons bespelen, ons op paden brengen waar we anders nooit zouden komen.
Maar ken je soms ook zijn zoon Arne, een groot man, veelzijdiger nog dan de
vader?
Neen, Arne ken ik niet, ik kende wel
zijn moeder, een frêle gestalte, eerder zonderling dan vreemd. Ik, ontmoette
haar enkele malen, na de dood van Sierens. Ze liet me eens een verhaal achter
van het leven dat ze gekend had, voor ze haar man had ontmoet, iemand die veel
geleden had, dacht ik. Maar, er hier over spreken roept heel wat herinneringen
op en maakt mijn dag uitzonderlijk. Velen zouden onze ontmoeting toeval noemen,
ik niet, Ik geloof niet in toevalligheden.
Het is geen toeval,
zegde de man, het is een afspraak die ik maakte met jou toen ik je zag tussen
de boeken bij De Slegte.
Ugo keek verbaasd op:
Jij ook kent me dus van ergens, van vroeger?
Het kan. Je komt het
wel te weten, gezien je het boek bezit, als je het thuis in de hand zult
houden.
Het is magie, zegde
Ugo, Magie van een vreemde soort, want ik was helemaal niet zinnens hier te
komen, maar in de regen dacht ik eraan dat deze koffiebar een plaats was waar
Frans Sierens regelmatig kwam en aan hem denkend ben ik hierheen gekomen. Ik
dacht dat zijn geest, hier nog aanwezig, kon zijn.
En waarom niet, Ugo
dOorde? Hij wou wellicht dat er, na al die jaren, over hem nog eens gesproken
werd; dat zijn boek, zijn dedicatie, nog eens werd vernoemd, en opgetekend,
want jij gaat hierover schrijven, is het niet?
Hoe weet jij dat ik
schrijf?
Cela se voit, cela se sent, en ik weet dat je je er goed bij
voelt.
Ja, ik voel me er
goed bij, en vandaag is een zeer opmerkelijke dag en na onze ontmoeting is het
een nog betere dag. Als ik thuis kom zoek ik het boek met de dedicatie. Maar ik
moet weg nu, en ik wil je zo maar niet verlaten zonder je met veel respect,
omwille van wat je te wachten staat, kracht en aanvaarding toe te wensen,
aanvaarding van het lot dat voor jou geschreven staat, zoals ook dit van mij
elke dag wat duidelijker opgetekend wordt. Maar, mijn vriend, want zoals we nu
bezig zijn, dat zou je geworden zijn, zeg me eens met wie sprak hij
eigenlijk? - waar ik, het dichtstbij, A4 bladen kan vinden, om te kunnen
openbaren wat de dag, mij en jou en onze Frans Sierens heeft opgeleverd.
Thuis gekomen heeft
Ugo onmiddellijk het boek opgezocht. De dedicatie stond er wel degelijk in,
zoals de man zonder naam ze gelezen had, met Orson Welles er onder. En Ugo
dacht, voor zichzelf, maar niemand zou hem ooit hierbij volgen dat het de echo
van Frans Sierens zelf kon geweest zijn, die hij ontmoet had in de koffiebar.
Of, dacht hij, is dit
zuivere inbeelding, was die man een vriend van Sierens die verrast was die
vreemde dedicatie van Orson Welles te vinden en om die reden, enkel om die
reden, het boek heeft gekocht. Het overige moet ik maar zien als een normaal
gebeuren met iemand die wetende wat hij wist, verging van eenzaamheid, een
eenzaat zoals jij, die dankzij hun ontmoeting even doorbroken werd en bij
beide, een echo nalaten zou voor de dagen erna.
*
Frans Sierens: Een sterke geur van terpentijn, De Clauwaert, vzw Leuven 1978
|