Ik heb over de Bijbel nog niet alles
gezegd, dacht Ugo, toen hij wakker werd, ik heb er nog iets aan toe te voegen,
want als we vandaag het scheppingsverhaal hernemen weten we, op basis van wat
de wetenschap ons leerde, dat de aarde maar een onooglijk puntje is in het
immense netwerk van het Universum; dat dit Universum in expansie is; dus dat
het scheppingsverhaal verder loopt; weten we, dat na miljarden jaren de mens is
opgedoken als geïntegreerd deel ervan en dat, zoals het Universum, de mens dus nog
altijd wordende is.
En, waren we gebleven bij de Elohim
van Bereshit bara Elohim de
eerste woorden van Genesis - dan ware er een opening geweest naar het
kosmische, maar zodra Elohim herleid werd tot Yahweh en Yahweh tot God en, die
in zijn zetel, zoals gesteld, rustende God, zich desondanks is gaan bezighouden
met Abraham en zijn nageslacht, intervenieert in Sodom en Gomora, tien plagen
afstuurt op een even religieus en hoogstaand volk en dan nog, jaren later, zon
en maan een maan die hij niet nodig had - laat stil houden om Jozua te
plezieren in zijn strijd tegen de Amorieten, dan staan we voor een toeziende, een
voortdurend actieve God.
Hij wil hier niet verder gaan. Hij
ziet voldoende rondom hem, de obsederende kracht die uitgaat van de Bijbel en
de Evangeliën en, vooral dan van de Koran, het boek dat zich aankondigt in het
westen. Echter hij, Ugo wenst vooral zijn geloof in een kosmische God,
afgestemd op deze van Spinoza te waarmerken, zijnde een God die geen nood heeft
aan woorden, geen nood aan daden, geen nood aan offergaven.
Het goddelijke in de Bijbel is aan het
wegkwijnen, de band tussen God en de mens openbaart zich meer en meer op een
totaal andere wijze omdat waarheden van toen, symbolen zijn geworden en
dogmas, fossielen wist Teilhard de Chardin. Nieuwe elementen sluipen binnen en
slingeren zich omheen de oude en niets kan de groei van het nieuwe tegenhouden.
De zoektocht van de mens, in zijn hunker naar het Allesomvattende, situeert
zich thans voorbij en totaal buiten de God van de Kerk. De theologie zal zich
een andere dimensie moeten toe-eigenen, in een andere optiek moeten beleefd
worden.
En het is hem duidelijk, de oude
banden zijn afgelegd, de geest, de zuivere essentie zijnde van het Universum, waarvan
de mens weet dat hij er deel van is; dat het zijn vrijheid is te zijn tussen hemel, het onzichtbare, en de aarde en hoe verder hij de hemel binnendrijft hoe rijker, hoe voller, hoe
meer geïntegreerd hij zich voelt en ook hoe inniger zijn band is met al degenen
die denken zoals hij.
Het is een leven vullende harmonie van
het kleine in het sublieme en het sublieme dat het kleine vult en kleurt. En zo
kan hij ook zeggen, met de pastoor van Crécy uit le Journal dun Curé de Campagne van Georges Bernanos: Les petites choses nont lair de rien mais
elles donnent la paix. En kan hij eraan toevoegen dat de kleine dingen van
het leven niet alleen rust brengen in ons maar ook vingerwijzigingen zijn naar
het oneindige toe. Dit te zien, dit aan te voelen brengt ons in het spoor van
de mens die wordende is.
Dit ingesteld zijn is of is dan toch
op weg - inherent aan ons mens-zijn, het volstaat buiten het alledaagse te
treden opdat we terecht zouden komen in een inspiratiebron die onze wereld van
gedachten en gevoelens bevloeit.
We zijn gelukkig ermee. Het is het
doel van ons mens-zijn; het is het openrukken van ons mens-zijn op het
kosmische, dat de creativiteit in zich draagt. Creatief-zijn betekent te lopen
in het voetspoor van het creatieve van een Kosmos in evolutie. Trouwens welke Kosmos
zou de God die aanroepen wordt anders kunnen gewild hebben, een statische?
De Bijbel, elk boek, elk kunstwerk is
het bewijs van dit creatieve dat ingebouwd is in het Universum en zich
reflecteert in het creatief karakter van de mens. Het beeld van de vrijheid van
de mens is aldus vooreerst dat van zijn vrijheid in zake creativiteit.
Hij weet ook dat er beweging komt in
het religieus denken en dat het bevreemdende van de New Physics tijd nodig heeft om door te dringen. Maar
onvermijdelijk is een nieuw paradigma op komst in de gedachtegang van de
levende mens en dit nieuwe paradigma zal zeker niet gestuit worden door om het
even welke encycliek die een dergelijke boodschap niet zou uitdragen.
Zoals de New Physics doordringen tot de wereld van het onzichtbare, het
raakvlak met het metafysische, zo ook heeft het religieus denken nood aan het
onzichtbare dat te zichtbaar wordt voorgesteld. Die tijd is voorbij, de
begrenzing van het woord maakt plaats voor de ruimte van de geest. De mens
overschrijdt thans de drempel van een totaal nieuwe dimensie, deze van zijn
afgestemd zijn op de beweging van het Universum, en de boeken van de Bijbel,
het grote epos van de mens in zijn verhouding tot zijn God die woorden sprak en
daden stelde, is te hernieuwen in een epos van de mens in zijn zoektocht naar
zijn geïntegreerd zijn, naar zijn betekenis, naar zijn bestemming.
|