De lectuur van Rays boek houdt hem
bezig. Hij ondervindt dat het lezen niet meer zo vlot gaat, des te meer omdat
het in het Duits geschreven staat en ook, hij is schrijver geworden en terwijl
hij leest loopt zijn schrijven - onvermijdelijk - verder. Het nieuwe ent zich
op wat er al staat, als hij in de velden wandelt langs de rozenvelden en de
rijen jonge fruitbomen, als hij aan de vijver is, als hij in de straten van
Gent loopt, vooral als hij staan blijft voor de boekenwinkels en rondloopt tussen
de rijen oude, verlaten boeken in de kamers van de Slegte. Verwondering is er
zijn deel als hij de werken ziet, sommige van eeuwen terug, als werken van de peinzende
mens, vrij in al zijn uitingen: het boek dat hij leest is er een groot voorbeeld
van. Want het handelt over een wereld die ver achter ons ligt, eigenlijk totaal
vervreemd als een Paaseiland in de tijd. En toch zijn er die er naar toe varen
en gaan napluizen wat er daar toen aan de orde van de dagen was, alsof het
gebeurtenissen waren die pas enkele uren geleden plaats gevonden hebben en
waarover de media niet raakt uitgepraat: een Sophocles die verhaalt over het huwelijk
van een koningin-weduwe met haar zoon, Oedipus. Beiden niet wetende dat ze
moeder en zoon zijn, en er tegenover, een man Immanuel Velikovsky, die opduikt
en ons vertelt dat dit het verhaal is van een Egyptische Farao, Akhnaton die
huwde met zijn moeder, koningin Teje. Wel dit is wat hij nu aan het lezen is.
We hebben nog altijd oog voor de
Oedipus van Sophocles, maar de geschiedenis van Akhnaton, de zonaanbidder wie
spreekt er nog over behalve dan een Robert De Telder* die er onlangs een boek
over schreef, zeker, geïnspireerd door Velikovsky, maar gedragen door voldoende
elementen, opdat de overeenstemming van Oedipus met Akhnaton zou bewezen zijn.
Natuurlijk zullen er onmiddellijk in
de media, tegenstrijdige elementen opduiken omdat Akhnaton gesitueerd wordt in
de XIIIde eeuw, volgens de heilige Egyptische Chronologie, terwijl
Sophocles schreef in de IVde eeuw voor Chr. en het veld tussen beide
data te ruim is opdat er sprake zou kunnen zijn van enige overeenkomst. Waarbij
de media, de logica inroepende, gelijk zouden krijgen, maar, er is een grote
maar zeggen én Velikovsky én De Telder: de vader van Akhnaton, Amenhotep III,
opvolger van Hatsjepsoet - deze door hen geïdentificeerd als de Queen of
Sheba, min Xde eeuw - plunderde de tempel van Salomon en liet de
buit als bewijs achter, gebeiteld op de muren van zijn tempel in Karnak. Deze
afbeeldingen komen letterlijk en figuurlijk overeen met de beschrijving ervan
in de boeken, Chronijken en Koningen van de Bijbel. Er is hier dus,
wat de tijd van Akhnaton betreft, en spijt voor wie het benijdt, geen
weerlegging mogelijk, hij leefde in de VIIIste eeuw en niet in de
XIIIde.
Achteraf, als alles geschreven staat,
weet Ugo dat hij zich, voor de zoveelste maal, heeft laten gaan door zijn
lectuur omdat hij, eens te meer bij de keel gegrepen wordt door het vele dat
hij de laatste dagen hierover las en dacht. Het is dus, de zoveelste ontmoeting,
na deze met Ray en John, na deze met Larissa, die plaats vindt in zijn leven.
Hij wordt niet gespaard de laatste tijd.
Thans vraagt hij zich af of dergelijke
historische gegevens wel passen in zijn boek. Anderzijds schijnt het hem toch
belangrijk toe te weten of Sophocles, een van de grote schrijvers uit het
Griekse literair patrimonium, zijn Oedipus niet gehaald zou hebben uit het
Egyptische Thebe. Dit zijn gedachten die hem bezighouden, of ze nu belangrijk
zijn of niet, ze zijn er, ze duiken op en verdwijnen.
En wat de Bijbel betreft, en hij hoeft
maar De Telder** te lezen, de feiten in de Bijbel vermeld en de namen die er in
opduiken, verwijzen naar reële gebeurtenissen, beschreven door de auteurs van
toen, die, zoals hij nu, een doel hadden, een reden hadden om te schrijven wat
ze schreven en hun bedenkingen erbij. Hij, Ugo, heeft niet het recht er ook
maar een jota van te wijzigen of wat ook erin, te bekritiseren en zeker niet,
zoals er hier rondlopen, het meest opvallende erin, het voor ons nu meest
verwerpelijke erin, aan de kaak te stellen.
Het Oude Testament is het verhaal van
een volk, geschreven door diegenen die uit dit volk zijn opgestaan en
literatuur hebben bedreven, een verhaal dat vertelde over de geschiedenis en de
handelingen van een volk en zijn verhouding tot een Opperwezen, een God, een
Jahweh.
Wij, die vandaag dat verhaal lezen,
weten waaraan ons te houden, aanvaarden met dank dat het ooit geschreven werd,
zoals de geschriften van Shakespeare er zijn, zoals deze van T.S.Eliot er zijn,
deze van Maurice Gilliams, zoals deze van Cervantes. En dit omdat het Oude
Testament, in zijn alles omvattende totaliteit, van Genesis tot Numeri, tot
Psalmen, in de eerste en voornaamste plaats een groot menselijke, tijdsgebonden
document is en, wat velen niet (willen) aanvaarden een tijdsgebonden document
blijft.
*Robert de Telder: De Zonaanbidder,
2016, 15.50, verkoop: Bol.com
**Robert De Telder: Tijd en Tijden,
uitg. Bookscout.nl. Soest.
|