|
De
hegemonie van het woord is aan het
tanen. Meer en meer heeft het beeld het voor het zeggen. Ik vrees dat wat de
toekomst aangaat het woord verdrongen
wordt en zal wegkwijnen. Ik zal de impact ervan wel niet meer mee maken, het
kan ook dat ik er een verkeerde kijk op heb, maar zeker is het dat de
schoonheid van de taal, die altijd mijn betrachting is geweest, plaats zal
maken voor de schoonheid van het beeld, wat wijzen zou op een verarming van de
geest, maar dan toch ook niet, omdat gestreefd zal worden naar het meest
zeggende beeld en tevens naar het meest creatief krachtige.
In
elk geval het tanen van het woord is een realiteit aan het worden en voor mij
het zou een verarming betekenen indien
het dagblad vervangen zou worden door een maillijst van YouTubes die te
bezichtigen zijn vergezeld van een handvol woorden ter inleiding. De
overschakeling is al aan gang, hoe ver ze lopen zal zal de toekomst uitwijzen.
Maar alles is in beweging, wat beschaving werd genoemd wordt dagelijks
verkracht en krijgt mettertijd een andere inhoud die evenmin te voorzien is.
We
leven in de marge van deze verandering die zich aftekent op alle gebieden voor
wie nog overblijft van mijn generatie, zeker ook van de generatie ervoor, we
worden voorbijgestreefd op alle vlakken en vermogen enkel toe te kijken en te
ondergaan. Ik heb dit duidelijk gevoeld bij het bekijken van de fotoreportage
waar ik het gisteren over had. De weemoed om het voorbij druipt er van af.
Enerzijds
leven we nog in wat er was van onze jeugd, zijn deze beelden sterker dan welke
ook aanwezig in ons en anderzijds willen we zijn van de tijden van nu en willen we niet als achterlijk
overkomen. We lopen er als gespletenen bij, een mengeling van wat was en van
wat is, niet mogelijk zijnde, de scheiding tussen beide is te omvangrijk en te
diepgaande.
En
toch overleven we op een waardige wijze, we blijven onze eigen methodes getrouw
terwijl we ons inschakelen, in deze van nu; we zijn evenwel geen blinde
meelopers, we banen ons een weg doorheen het nieuwe op de wijze van het oude en
dit zullen we niet meer veranderen nu het einde zichtbaar nader komt.
Zo
wat mij betreft wil ik dat wat ik schrijf, eerder neigt naar het elitaire,
blijf ik trouw aan de stelling ingenomen door een Stefan Hertmans en geef ik
niet toe, noch aan Kristien Hemmerechts, noch aan Herman Brusselmans, noch aan
Tom Lanoye. Volgens deze laatste - hij werd zestig - zouden zij het zijn, de Grote
Drie van de hedendaagse Vlaamse letterkunde[1].
Hij
mag het weten dat ik niet akkoord ga met zijn klassering die hij maar al te
licht en vooral toegespitst op zijn persoon en zijn werken heeft kondig
gemaakt.
Hierin
ook denken we nog met weemoed aan de wereld van Stijn Streuvels, van Cyriel
Buysse, van Gerard Walschap, Ernest Claes, Felix Timmermans, Maurice Gilliams
om er maar enkele te noemen.
Als
we verder schrijven dan zijn zij het die ons als voorbeeld dienen en is het de
jeugd die ons nog rest die de bovenhand krijgt.
[1]
Nu zijn Herman Brusselmans, Kristien Hemmerechts en ik - aldus Tom
Lanoye -de Grote Drie van onze generatie en dienen wij op onze beurt als
bliksemafleider en projectielenvanger. (De Standaard van 24 augustus in een
interview van Jelle Van Riet)
|