In
de avond ruik ik de herfst, of denk ik hem te ruiken omdat september er
aankomt, de overgangsmaand zoals ik ze
noemen wil. De maand van de vooruitzichten, van het wemelen van het licht boven
de velden, van hartstochten die uitdoven al kenden we ze wel niet meer.
Een
vriend vertelde me dat hij de gelen (mv. van geel) van de oogstvelden had
vastgelegd op enkele schilderijen. Hij minimaliseerde de betekenis ervan, maar
ik weet dat hij er zijn ziel heeft in gelegd, wat een groot woord is -
ongebruikelijk geworden in deze dagen - maar hem kennende, ook uit zijn
geschreven woorden, weet ik het hoe hij eraan moet gewerkt hebben. Ik kan het
dus niet anders zeggen. Zijn hartstocht was het beleven van de kleuren van het
land waar hij was opgegroeid, waarin hij nog immer wandelen kan, liefhebben
kan, de velden en de bossen ervan bezitten kan, zoals men een geliefde bij de
hand houdt, waar ook men zich bevindt.
De
eigenheid die we bezitten, de dingen te zien in hun perspectief van het hier
zijn én als individu, een ik, én als een verbonden zijn met al wat is, zelfs
met de verste sterrenstelsels en dit verbonden zijn aanvoelend in al wat je
doet, is het niet bewust, het aanvoelen is onderhuids aanwezig.
Zo
bestaan we en zo zullen we heengaan, verbonden, om erna, verbonden te blijven.
Wee hen die dit verbonden zijn niet kennen. Ik denk dat er velen zijn die hier
zo rondlopen en daarenboven het voor het zeggen hebben.
En
ik denk nu aan de zo gedoopte transillegalen die hier rondlopen, totaal
ontheemd, of ze dit verbonden zijn met sterrenstelsels, die hen wellicht in hun
verre jeugd en in hun wijze van leven werd
bijgebracht, of ze dit nog voelen kunnen nu ze op jacht zijn naar een totaal
nieuw leven denk ik niet. Een vreselijk iets dat ik niemand toewensen kan of
wil. Waarom hen niet gebracht naar het voor hen nu bestaande, beloofde land -
het heeft er trouwens alle schijn van -
en hen afgezet op de klippen van Dover? De rassenvermenging die
wereldwijd aan gang is kan niemand nog tegenhouden.
Ik
zit er middenin. Het luttele dat ik beteken tracht ik op te schroeven tot een
bundel woorden die achter zullen blijven
op de wijze waarop ze hier thans aanwezig zijn; grotendeels verscholen,
gekend door enkele getrouwen of minder-getrouwen die occasioneel eens komen
kijken hoe ik het stel en wat ik ditmaal heb uitgestald om hen te bekoren.
En
wat meer is, ik zegde het al, het is zo ver gekomen dat het met mij is
vergroeid. En wat meer is en dit ook zegde ik al, het is mijn morgen-, soms
mijn avondgebed, een voor mij noodzakelijk iets. Niemand is me enige dank
verschuldigd, integendeel ik ben het die jullie dankbaar moet zijn, me blijvend
aan te zetten tot het vertoon van wat dagelijkse geschriften.
Ik
kan het niet genoeg herhalen hoe ik het aanvoel, hoe het me bezig houdt in mijn
dagen, die nu niet meer onopgemerkt, zoals het was bij Chips, like lazy cattle moving across a landscape voorbij gaan,
maar, geladen zoals vandaag met een boodschap, waar wel niemand zal op ingaan,
maar ze staat er toch, et honni soit qui
mal y pense.
|