Hij
dacht het niet te schrijven: de eerste woorden die hem te binnen vielen waren
sterker dan hem zelf, hij kon aan geen andere denken deze morgen maar, toen hij
overleed - hij stierf in het midden van een woord, zijn hoofd op de laptop -
regende het in de tuin en over een groot deel van het land; was er een
deugddoende regen waar een maand lang om gesmeekt was, sommigen hadden er zelfs
om gebeden en nu hoopte men dat de regen nog enkele dagen vallen zou. Maar zijn
dood was totaal onverwacht en eerder onbegrijpelijk dat de geest, die hem zo
lang in leven had gehouden en hem lange tijd elke dag een blog had doen
schrijven, werd teruggeroepen om, hier nog achter te laten, wat stervende
cellen van wat eens zijn lichaam was.
Dit
was zijn leven dan geweest, en dit was zijn heen gaan naar de eeuwige
jachtvelden, las hij in zijn jeugd, maar hij wist beter, hij wist dat hij op
weg was naar de geest die van de Kosmos was en dat hij, na hem, van daar uit
anderen inspireren zou zoals hij, tijdens zijn leven hier op aarde,
geïnspireerd was geweest door de geest van zij die hem waren voorafgegaan.
Zo
was er enkel het verschil tussen er te
zijn als geïnspireerde of er te zijn als inspireerder, en hiermede kon hij
verder leven. zo dacht hij destijds en ook toen hij al aan het heengaan was.
Toen hij ontdaan van alles, licht en doorzichtig, maar geladen met de eigenheid
die hij geweest was, opsteeg lijk een onzichtbare wolk die zich verspreidde
boven de aarde, tot in het Heelal waarin hij, als een verloren zoon, terug werd
opgenomen.
Tot daar was hij gekomen met zijn schrijven toen hij even stopte. Toen hij dacht,
laat ik staan wat er staat, is het iets dat kan geschreven blijven of, iets dat
ik, in een druk, deleten moet, om daarna mijn dag opnieuw te beginnen, alsof er
nimmer een dergelijk aantal woorden met die inhoud was geweest?
Hij
twijfelde. Hij nam zijn woorden mee tot de middag, hij nam ze mee in de
namiddag naar de vijver. Hij dacht het is een gevaarlijk spel dat ik speel, een
uitdagend spel, een ingaan tegen alle logica. Maar hij dacht ook, waarom ben ik
er mee opgestaan, waarom ben ik er op ingegaan en heb ik geschreven wat mij
gedicteerd werd van uit een ergens dat ergens zijn moet, want anders had ik
dergelijke dingen niet geschreven, ze zijn totaal onlogisch.
Onverbiddelijk onlogisch.
Ik
wacht nog, dacht hij, tot de schemering, tot het ogenblik entre chien et loup als alles er zal staan en toch ook niet. Maar
toen dit ogenblik voorbij was wist hij het nog niet.
Hij
wist niet veel wat dergelijke zaken aanging, hij wist helemaal niets erover.
Maar de tekst stond geschreven, iemand had erover beslist. Was het Ugo, was het
iemand die Ugo had voorgelicht, iets dat te gebeuren stond en waaraan niets te
veranderen was?
Laten
of niet laten, niet zoals Hamlet dacht hij, maar het komt er op neer. En als ik
het laat, blijft het geschreven en, gebeurt het niet omdat het geschreven
staat. Het is maar als ik het wegvaag dat het gebeuren zou.
Ik
zit er dus, zoals ik er altijd gezeten heb, als de kat van Schrödinger. De kat
echter wist het niet, ik wel.
En,
als je dit gelezen hebt vergeet het dan. Schrijven is lijk de liefde, it is a
fool star[1]
[1] Carl
Sandburg: Honey and salt Harcourt, Brace & world, inc. 1963:
You and and ring of stars
May mention my name
and then forget me.
Love is a fool star.
|