We varen verder het
jaar in: juni, juli, augustus, verder naar september toe, naar de herfst toe,
de winter. Er is geen houden aan, er is geen haven waar we aanleggen kunnen om
er te zijn en te blijven. We varen maar en blijven varen gedreven door de wind,
alle zeilen open. Het is dag en het wordt nacht en terug dag, de secondewijzer
van ons uurwerk tikt maar verder, niet te stoppen is wat we de tijd noemen,
onoverkomelijk niet te stoppen.
Dit is een aspect van
het leven, de uiterlijke tekens ervan. Dit is hoe we het zien uitgedrukt in
cijfers, vertrekkende altijd van een punt in de tijd gaande naar een ander punt
in de tijd, het tijdgebonden aspect.
Is er een verschil
tussen de man die ik was op een punt in juni en de man die ik nu ben,
aangekomen in augustus?
Ik denk het niet,
althans schijnbaar niet. Ik word elke morgen geconfronteerd met zelfde
problemen, deze van mijn tasten, mijn uitkijken naar woorden die ik helder als
bronwater wil en drager van een boodschap die het leven betreft. Dit is wat
mijn dagen in hoofdzaak geworden zijn, ik ontkom er niet aan.
Er overheen leef ik
een normaal bestaan, zonder hoogtes of laagtes houd ik stand. Tracht ik te
bewijzen dat ik er ben. Ik laat een spoor na, al is het maar een voetstap daar
waar de zee zich even heeft teruggetrokken om weer te keren daarna en alles uit
te wissen, een voetstap die mijn leven is, een uitwissen dat mijn dagen zijn,
mijn panorama.
Hoe de anderen me
zien, is niet hoe ik me zie. Ik ben niet de man op leeftijd, dit is het beeld
dat ik verspreid, de foto die ervan kan gemaakt worden. Ik ben het innerlijke
van dat beeld, van die foto, ik ben van wat er is binnenin, ogenschijnlijk
binnenin, maar zeker ben ik er niet van. Van de geest ben ik zeker, maar of die
van mijn hersenen is, van mijn bloed, van mijn adem is, weet ik niet. Er is
méér. En dit is dan het andere aspect van mij.
Ik denk - en ik
herhaal me wellicht in andere bewoordingen en met een ander gezichtsveld - dat
ik ben van de geest die van het Universum is; dat ik ben van de geest die het
Universum enveloppeert, die het Universum IS, zonder het te zijn. Van de geest
die op het precieze ogenblik van de bevruchting van de eicel, tezelfdertijd een
bevruchting was met de geest van het Universum, het ene, het andere dekkend.
Deze dekkende
bevruchting door het Universum is het aspect dat niet tijdgebonden is, waar de
tijd geen vat op heeft, is het deeltje geest dat door mijn lichaam gebruikt wordt
om te zijn wie ik in feite ben. Het deeltje geest dat zwellen zal naarmate mijn
lichaam meer en meer volwassen wordt; dat in essentieel onsterfelijk is,
overdraagbaar misschien maar in de eerste plaats onsterfelijk.
Het uiterlijke van mij
is het tijdgebonden element dat volwassen werd en eens vergaan zal, opgeleefd;
volledig gescheiden van het andere element, het aan het Universum ontleende element,
dat los staat van de tijd, dat van in den beginne moet bestaan hebben, van in
het Alfa, en doorlopen zal tot in het Omega.
Ben ik hiermede duidelijk genoeg geweest?
Het was in elk geval nogmaals mijn bedoeling. Weet dat het de hitte is
van de laatste dagen die vat heeft gehad op mij en me aanzette deze boodschap
op mijn gewone vaste stek achter te laten.
Misschien tot heil van wie me lezen zal.
|