Hoe
leven we? Leven we niet méér in ons verleden en minder in het tegenwoordige, in
het nu van het nu?
Als
ik naga waarover ik schrijf, ontspoor ik telkens uit het nu, kom ik terecht in
de kuil van mijn herinneren, waar ik mijn inspiratie ga opdoen. Dit is de
levensweg van mijn geschriften, al wou ik het anders. Al wou ik het nu van het
zijnde als onderwerp, ik kan bijna onmogelijk anders dan de dingen die waren er
bij betrekken.
Het
nu wordt dan een smeltkroes van het heden en het verleden en, van het komende.
Ik ontsnap er niet aan. Vooral als ik de ruggen van mijn boeken bekijk, zij ook
zijn mijn verleden en mijn heden en als ik er een van in de hand neem, en er ga
in bladeren, ook het komende.
Zo
nam ik, tijdens de hittegolf - ik had mijn blog over Halzen en de neutrino
beëindigd - Freeman Dyson mee naar de vijver, naar de lommer van de bomen, de
enige plaats voor mij waar het leven een normaal verloop kent, en werd ik
getroffen door een zin die is blijven dwarrelen in mijn hoofd.
Hij
is tekenend voor de dingen waar ik keer op keer naar terug grijp en waarmee ik
doordring tot het nu van mijn bestaan: ik ogenblikken lang mezelf, mijn
herinneringen vergeet en opga, in een grote intensiteit van zijn in wat ik
opteken.
Ik
las van Freeman Dyson, hij is een broeder in de geest:
Between matter as we observe it in the laboratory and mind as we
observe it in our own consciousness, there seems to be only a difference in
degree but not in kind [1] .
Een zin
die aansluit bij mijn blog van gisteren. Ik heb er niet naar gezocht, de zin is
zo in mijn handen gevallen. ik interpreteer hem, misschien niet zoals Dyson het
bedoelde, maar wel eerder als het bewijs van wat ik al neer gezet had,
namelijk, dat tussen wat de stof in werkelijkheid is en de geest in ons (of
omheen ons) zoals we die waarnemen of denken waar te nemen, er een verschil is
in gradatie maar niet in soort. En Dyson gaat verder:
If God exists and is accessible to us, than his mind and ours may
likewise differ from each other only in degree and not in kind. We stand in a
manner of speaking, midway between the unpredictability of matter and the
unpredictability of God. Our minds may receive inputs equally from matter and
from God.
Ik heb God, altijd wel niet, maar wel in mijn geschriften gezien als de Geest van
het Universum en, materieel gezien, als het Universum zelf. En dan is de geest
in ons duidelijk een sprankel - nog maar! - van de geest van het Universum, en
word ik voortdurend geconfronteerd met the unpredictable
unpredectability én van de omstandigheden van het bestaan en van deze van de
geest.
Heeft het unpredictable
van de neutrino iets gemeen met het
unpredictable opduiken van een gedachte, een herinnering, een beslissing
dit te doen of dat te laten? En kunnen aldus, de inputs die we ontvangen, herleid worden tot de inputs, komende van de neutrinos die ons bestormen en nu en dan
een atoomkern raken in ons lichaam?
Als ik aan mijn dag begonnen ben, dacht ik er nog
niet aan dat ik aankomen zou waar ik nu aangekomen ben. Wel weet ik al een
tijdje dat ik op weg ben naar een predictable
predictability, maar dat is ook al.
[1] Freeman Dyson: Infinite in all Directions,
|