Een vriend stelde me
de vraag of ik het eens was met Henri David Thoreau (1817-1862) - een dichter
die ik absoluut niet kende, maar ik zocht het op - die volgens mijn vriend, een citaat de wereld zou ingestuurd hebben: Ich habe nie ein Gesellschaft gefunden die so gesellig war wie die
Einsamkeit, de vertaling van: I
never found the companion that was as solitude.
Ik zeg hem hier, dat
wat mij betreft, bij het schrijven, de eenzaamheid
de beste gezel is die ik hebben kan. Soms verhoog ik het effect ervan - zo
denk ik toch - met op de achtergrond wat klassieke muziek, welke ook, er bij te
nemen, maar eigenlijk is de muziek er maar om er te zijn, al dringt ze nu en
dan door tot mij, gemengd met het gekir van de tortels in de ceder, maar
eigenlijk is ze niet inspirerend, is ze geen companion, want eens gelanceerd heb ik niets of niemand nodig, de
woorden komen en ik neem ze.
Dit is wat ik te
schrijven heb over de eenzaamheid die ik ken en die ik waardeer en waar ik
behoefte aan heb maar enkel bij het schrijven. Maar de eenzaamheid als dusdanig
is niet my best companion.
Wel denk ik dikwijls
aan die bejaarde Joodse dame, ontkomen aan Dachau - ik leerde haar kennen begin
de jaren zeventig - in haar chalet boven Zinal, hoog in de Zwitserse Alpen, op
de bomengrens bijna. De eenzaamheid had, ogenschijnlijk, geen vat op haar, ze
zag deze als een gezellin.
Ik leerde haar
kennen, een namiddag in augustus. Gustave, een vriend had haar al verschillende
malen op zijn tochten bezocht; elle ne
fait que lire, had hij gezegd en hij stond er op dat ik haar leerde kennen
vooraleer terug te vertrekken naar België.
Ze zat voor haar
chalet aan haar tafeltje met een boek op haar schoot. En toen we er aankwamen,
een namiddag laat augustus, legde ze haar boek neer en stond ze op om ons te
groeten. Op het tafeltje naast haar stond de thermos en de theekan klaar met tassen
en schoteltjes erbij. Ik wist zegde ze, ik voelde deze middag dat er bezoek op
komst was en heb alles klaar gezet.
En zo leerde ik de
dame kennen die, zegde ze, genoeg had gezien tot wat de mens in staat was. Maar
ze stelde het goed, ze stelde het heel goed, la solitude était sa compagne et elle nen voudrait pas dautre.
Ze had haar boeken en
het geruis van de wind in de bomen, ze had haar kat en de eksters, ze had de
eekhorens en een bezoeker nu en dan. En het enige vaste contact met het dorp en
de wereld was Aristide, linstituteur,
qui lui apporta, une fois par semaine,
outre ce dont elle avait besoin, le supplément littéraire du journal Le Monde.
Op de tafel lagen
twee pocket books: The Don Flows Home to
the Sea van Mikhail Sholokhov, en van Isaac Bashevis Singer, The Family
Moskat. Ik vroeg haar of ze de twee boeken tegelijk las. Ja zegde ze, en les lisant cest comme si javais deux compagnes, comme sil y avait deux sortes
de solitude.
Ik heb de titels
opgeschreven en eens terug thuis heb ik de boeken gekocht, samen 1.600
paginas, ik zou er me een maand, of zelfs twee, in verliezen.
Had ik haar niet
ontmoet ik zou wellicht nimmer de Nobelprijswinnaar, Isaac Bashevis Singer, gelezen hebben en zeker Sholokov niet. Ook niet geweten hebben dat iemand het
stellen kon met de eenzaamheid als gezellin.
P.S. het citaat van
Thoreau is uit zijn context gelicht, het komt er op neer dat de eenzaamheid
beter is dat een gezel die een last is.
|