Kun je in volle zomer schrijven over de herfst, over de winter? Natuurlijk kun je dit. Wat minder normaal is, is een tekst geschreven in de winter te gaan hergebruiken in de zomer, alsof het winter was. Zomergedachten zijn geen wintergedachten, hoewel komende van dezelfde persoon. Je bent anders ingesteld, er zit een kilte in je, het is alsof het ook wintert in je geest.
Zo stel ik vast, dat ik vanmorgen meer ingesteld ben op de winter dan op de zomer, dat er een zwaarte hangt over mij waaraan ik niet voorbij kan. Wat gebeurde er? Is het een voorgevoel van iets dat me wacht en verkeerd zal uitvallen, iets totaal vreemd en negatief?
En heeft het zin, zoals ik me thans voel, verder te schrijven om ergens uit te komen waar ik absoluut niet zijn wil?
Ik beangstig mezelf, ik voel het kloppen van mijn hart terwijl ik schrijf, en ook iets dat zelden voorkomt, mijn woorden haperen, zijn heel weigerig, ik ben niet de persoon die ik gisteren, die ik de vorige dagen was en het is alsof ik die persoon niet meer tegenkomen zal, erger, niet meer ontmoeten wil.
Ik waag het niet te schrijven wat even maar klaar stond om uitgedrukt te worden, maar de gedachten waren er, staken hun hoofd boven de reling uit.
Ze kregen geen toegang. Het is maar, het is enkel maar, het is zo in mij opgekomen maar, dat mijn leven een verkeerd leven is geweest dat ik geleefd heb. Ik kan hier noemen welke totaal verkeerde beslissing ik ooit nam, ik kan ze verzwijgen en meenemen in mijn graf, wat voorbij is, is voorbij, een lied dat telt wellicht voor velen, ook voor mij. Het voorbije is het geconsolideerde je kunt het wel herbeleven, je kunt het uitschrijven, het tekenen, het uit bazuinen, maar je kunt er geen jota aan wijzigen, niet het duizendste van een jota.
Vraag me niet wie ik ben, hoe ik ben, wie ik wou dat ik ben. Stel me geen vragen over wat ik schrijf, hoe ik schrijf, waarom ik schrijf. Alles hierover werd reeds gezegd, ettelijke malen hernomen, met zelfde of met andere woorden, hoe goed ik me voelde. Nu ik dit heb neergeschreven, een donkere bladzijde in mijn dagelijkse geschriften, de gevoelens van velen na een verloren voetbalmatch.
De dag heeft zich geopend, het licht is er, de ceder in de tuin werpt zijn schaduw tot over het tuinhuis: wil ik toch verder, is het heilige vuur van het schrijven nog niet gedoofd, want eens dit, ben ik een verloren man, heb ik niets meer om op te bouwen, a wasted man in a wasted land.
Waar zijn nu mijn vooruitzichten: mijn wil creatief te zijn in alles wat ik doe, waar mijn vreugdes te schrijven wat ik schrijf, te kijken naar wat ik zie en meen te zien, te denken dat me een eeuwigheid is beschoren?
Dit was dan het begin van de dag. Je hoort wel hoe het einde ervan was.
|