Ik kan aan dit kosmisch gebeuren niet voorbij: de positie van de aarde, ten overstaan van de zon, op een keerpunt gekomen; het beeld van de zon die haar verste noordelijke punt verlaat en van nu af, dag aan dag opschuiven gaat, voorbij haar equinoxpunt, naar haar meest zuidelijke op 21 december.
Raakt het ons? Weinig of zelfs helemaal niet, we zijn wat dit betreft volkomen heidenen geworden. Nochtans vertaald het zich, schijnaar althans, in een vreemd gebeuren, de aarde blijft zich keren en wentelen, blijft draaien omheen de zon, maar deze schuift bij het opstaan, op naar het zuivere oosten, op weg naar het herfstequinox, zonder dat zich ook maar iets wijzigt, behalve dat men stellen mag dat voor ons hier op aarde, de zon haar uiterste punt heeft bereikt en er even heeft stil gestaan alvorens ze terug is gekeerd. Wat zich uiten zal in het korten van de dagen.
Een gebeuren dat me vandaag meer treft dan de vorige jaren, omdat het een fenomeen is is dat ik niet meer zo dikwijls zal meemaken, de reden waarom ik er bij stilsta. Het is een kosmisch sleutelgebeuren, iets dat er is zonder er te zijn, zoals er zovele dingen zijn die er zijn zonder dat we weten dat ze er zijn; onder andere ook dingen die er gisteren niet waren maar zich aan het voorbereiden waren en vandaag zijn opgedoken, komende uit het onbekende.
Voor sommigen, als ik hoor wat er gebeurt in de wereld, een kwestie van dood of leven, beslecht in een fractie van een ogenblik, hoe vreedzaam ook ze er bij lopen, een groep mensen langs de weg, het fatum slaat toe.
Ik sta deze morgen niet aan de cirkel dolmen en menhirs van Stonehenge, bij de velen die er staan om de zon te zien opkomen boven de ‘heelstone’. De zon op het beginpunt van haar terugweg. Een punt in het jaar, dat een nieuw beginnen aangeeft. Het wordt midzomer genoemd, met 21 december als eindpunt, de zon, schijnbaar, halfweg naar het einde toe: het geboren worden van het Nieuwe Licht.
Ik heb in feite niets te vieren, maar ik heb wel oog voor het fenomeen van het gebeuren dat zich over ons voltrekt, waar we niet de allerminste vat op hebben, dat we ondergaan, dat ons stigmatiseert zonder sporen na te laten. We ontsteken geen vreugdevuren meer, deze werden ooit, ver voor mijn jeugd, wellicht in het begin van de kerstening verschoven van 21 juni naar het feest van Sint-Pieter en Paul op 29 juni. Een heidens gebruik dat lijk zovele andere van zijn roots werd ontdaan. En nu totaal uitgestorven. Zo zijn alle tradities een na een weggedeemsterd, van zaken waar ik als kind nog bij betrokken was, heeft nu geen enkel kind nog weet van. Trouwens ik vrees dat ze er wellicht niet de vreugde van zouden kennen die wij langgeleden nu, wel gekend hebben, hun geest gevuld zijnde met andere zaken.
De verwereldlijking - de globalisatie, immigratie inbegrepen - zorgt er voor dat alles verbasterd wordt; dat geplogenheden verdwijnen en andere binnen sluipen die verwarring zijn en die we oogluikend moeten aanvaarden: ‘où sont les neiges d’antan?’
Mijn wereld als kind was een toegankelijke wereld, het dorp waar ik woonde was afgeschermd, het lag er veilig met de huizen verscholen in de velden en de bossen, verloren en verlaten, verankerd in zijn gewoontes en vergankelijkheden..
Het dorp is uitgegroeid tot een deel van een wereld waar niemand vat op heeft, een wereld in beweging; een wereld van bijna totale onzekerheid waar elke dag iets gebeuren kan, dat verwoestend kan zijn voor een beschaving zoals die van ons.
Ik denk aan onze gotische kathedralen, het geloof in de eeuwigheid erin verwerkt, Wat zal ervan geworden als alle geloof gedoofd zal zijn, hoeveel leven is hen nog beschoren?
Wie zal er nog spreken van wat kosmisch is, het zomersolstitium?
|