In 1913 was Emile Verhaeren in Moscou en bezocht hij de vader van Boris Pasternak, een illustrator van de werken van Tolstoï, die een portret van hem zou maken. Hij was een stug, moeilijk te tekenen man, vond vader Pasternak, tot zijn zoon, de jonge Boris – hij was toen 23 - het aandurfde Verhaeren te vragen of hij ooit van Rainer Maria Rilke had gehoord. De man, schrijft Pasternak in zijn ‘Essai d’autobiographie’ (Gallimard 1957), bloeide ineens helemaal open hij zegde: ‘C’est le meilleur poète d’Europe et pour moi un frère bien aimé’.
(Het was ook in die tijd, en zelfs vroeger nog dat de werken van Bonnard en Vuillard, van Matisse en Rodin tentoongesteld werden in Moscou, aldus Pasternak.)
Waarom vertel ik deze ontdekking, wel ik ben verwonderd Verhaeren terug te vinden in de geschriften van Pasternak die ik ken als de schrijver van ‘Doctor Zhivago’, het boek – ik las het in het Engels - dat ik altijd als een groot meesterwerk heb gelezen. Nu nog herinner ik me heel wat passages eruit, al dateert het werk van de jaren 1958, toen de eerste Engelse vertaling verscheen. Ik bezit nog altijd het boek dat ik voor het eerst las in 1962, het was een ‘Fontana monarchs’ pocket uitgave, waarvan nu de bladeren niet alleen vergeeld maar ook losgekomen zijn, maar ik bewaar het als een relikwie.
Ik heb het teruggenomen uit zijn rek naast een even kramakige uitgave van 1965 maar deze dan met de figuur van ‘Zhivago’ zelf zoals hij vertolkt werd door Omar Shariff in de film van het boek. De film echter, hoewel zeer geslaagd en gesmaakt, kon de literaire finesses van het boek niet benaderen.
Na de film gebeurde er ook een metamorfose. Voorheen kende je de naam en de persoon erachter die je, als lezer, eigen was; eens de film gezien was het heel moeilijk voor een, erna nog bestaande lezer, zich een ander beeld te vormen en van Zhivago en van Lara en van welke hoofdpersoon ook. Het boek had alle personages, landschappen en gebeurtenissen, een nieuwe identiteit gegeven.
‘Doctor Zhivago’ was, wat ik zo graag noem een baken voor mij, een nieuwe soort Bijbel die ik openen kon op gelijk welke bladzijde wetende wat eraan vooraf ging en wat er op volgen zou. Mettertijd waren er wel, zoals ik vaststelde bij het doorbladeren ervan, openingen gekomen die ik niet meer zo goed opvullen kon, maar de voornaamste passages lagen nog altijd heel klaar in mijn hoofd.
Pasternak heeft maar een boek geschreven. Het was trouwens zijn wens, een groot boek te schrijven waaraan hij zijn ganse leven werken zou. Of het hem zijn ganse leven heeft gekost weet ik niet, zegt hij niet, maar hij heeft een machtig boek geschreven, hij won er de Nobelprijs mee.
In zijn ‘Essay d’autobiographie’, vertelt hij helemaal niets over zijn ‘Zhivago’, wat ik nochtans verhoopt had. Hij zwijgt erover in alle talen. Wel wat hij weet over de wereld van zijn jeugd:
‘Et voilà qu’il s’est retiré dans le lointain des souvenirs, ce monde unique et à nul autre pareil, et il est suspendu à l’horizon, comme des montagnes vues de la plaine ou comme une grande ville lointaine embuée dans les lueurs de la nuit.’
Het beeld dat we allen hebben van de dingen die voorbij zijn.
|