Ik ben gisteren in mijn blog, heel ver gegaan; ik heb alles op alles gezet, al mijn gedrevenheid op één nummer op de roulette in het casino.
We zijn inderdaad ongelovigen als ons voorgehouden wordt dat het origineel van Al Kitab, het origineel van Het Boek, bewaard wordt in de hemel van de muzelman, en even ongelovig als ons gezegd wordt dat het Universum is ontstaan uit de 10 cijfers en de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet, geconcipieerd, gegoten en gebruikt door Jahweh om het licht te laten schijnen.
Voor ons, mens van de Verlichting is het duidelijk dat het ene boek dat geschreven werd in een universele taal en vorm, het boek van het Universum is. En, zoals het destijds gebruikelijk was wat het kunstwerk betrof - want dit is het Universum – werd hierbij de naam van de kunstenaar niet vermeld. Als we die kennen willen is het aan ons om hem te zoeken, want hoe we het ook moge draaien of keren, zou mijne moeder zeggen, er moet een kunstenaar/kunstenares geweest zijn om een Universum, van een dergelijke uiterste verfijning en verbeelding, zoals deze van de beelden die de NASA ons via mail toestuurt, te concipiëren.
We zijn de overtuiging toegedaan dat, als we hier aanwezig zijn als een opmerkelijk part van dit Universum, en wel zoals we er staan, materie en geest – we hadden ook een boom, een bloem, een dier kunnen geweest zijn - is het maar normaal dat we ons wijden aan het zoeken van die Hij of Zij of Het die/dat ons maakte, en dat het niet volstaat er een naam aan te geven, hen alle hoedanigheden toe te kennen – de muzelman vindt er negenennegentig - en hen te gaan loven en vereren, neen, dit kon destijds, dit kan nu niet meer. We willen weten, we willen kennen, we willen doordringen tot de kern van hun zijn om beter de taak te kennen die ons werd/wordt toebedeeld.
Ik denk dan aan Freeman Dyson[1] die zegt dat God - waarmede hij verwijst naar die Hij of Zij of Het – dat:
‘God is what mind becomes when it has passed beyond the scale of our comprehension’. God is wat geest gewordt als deze het niveau van ons begrijpen overstijgt.
Dit is het. We zijn nog niet ver genoeg gevorderd om te begrijpen wat we blijven zoeken te begrijpen, te zien, te voelen, te smaken; we zijn op dat gebied nog altijd leek, misschien niet meer à 100% maar dan toch nog voor een belangrijk deel, ontoereikend in elk geval, zodat het gebeurt dat we als atheïst kleven blijven aan de grens van die 100%.
De Tijd, de alles bezittende, vermogende Tijd zal ons helpen, zal ons verder blijven verder voeren, het landschap van de geest – the mind of God – binnen, een beweging eigen aan het kosmisch geweld, gebakken in de genen van het evolutief karakter van het Universum.
Wat we ook doen, hoe we ons ook afsluiten, we worden, generatie na generatie, langs alle kanten bestraald, bestookt met de vormende krachten die zijn van het kloppend hart van het Universum.
Het is onze bestemming, de reden van ons bestaan.
Ik weet dat ik als mens, als persoon met een ‘ik ben’, niet veel meer ben dan een werktuig van en in dit Universum. En, als werktuig schrijf ik.
[1] Freeman Dyson: Infinite in all Directions
|