Het werkwoord dat in mijn geschriften, het meest wordt gebruikt in al zijn vormen, is ‘schrijven’. Ik tracht dit te vermijden maar ik slaag er maar niet in zoals ik het wensen zou. Ik ben dan ook een schrijver en zal het blijven, zoals een vriend die vroeger bakker was, die gestopt is als bakker van brood en mattentaarten, maar de naam bakker behouden heeft en er verder mee door het leven gaat.
Wat echter de inhoud van mijn geschriften aangaat heb ik de indruk dat deze als hoofdthema zich wentelen omheen een hoofdgedachte waarin drie begrippen begrepen liggen: Mens, Kosmos en iets dat gemakkelijks halve, God wordt genoemd.
Max Wildiers heeft er een naam voor, hij spreekt – alsof er een andere zou kunnen zijn - over de ‘metafysische triniteit; Raymundo Panikkar heeft er een geleerdere naam voor, hij noemt dit het ‘cosmotheandric principle, hij noem dit, his paradigma’.
Deze idee vooropstellend in mijn geschriften als dragend element, vergt enige uitleg. Twee factoren ervan zijn duidelijk zichtbaar, mens en kosmos, het derde element, God, is het sleutelelement, het element dat de twee andere zin en betekenis geeft naar binnen toe. Neemt het weg en we komen in een materiële – een atheïstische - omgeving terecht en hiermede is alles gezegd. Voegt het er aan toe en beide elementen komen tot leven, krijgen een inhoud, krijgen een eigenheid die ze anders niet zouden gekend hebben.
Het betoog dat ik hier houd in de vorm van blogs is in feite een blijvende zoektocht naar dit derde, naar dit Godselement. Verloochen ik het en wat ik vertel is maar wat gebazel. Ik kleef dus aan, dat een roman dat dit element niet behandelt in een of andere vorm, een leeg boek is, wat er ook in moge verteld worden, er ontbreekt het merg.
Waarom ik dit hier herhaal, weet ik niet, het is een bevestiging, een resumé van wie ik ben als innerlijke mens. Ik ben dus heel wat meer dan wat ik doe om in leven te blijven, dan wat ik ben in mijn dagelijkse handelingen die deze zijn van elk van ons, voorbijgaand en zich herhalend van morgen tot avond. Ik zou het hierover kunnen hebben en verloren lopen in de massa, een soort van levende dode; van een levende, maar geestelijk inerte persoon, deze van het uiterlijke gedoe. En dan wat?
Ik beken eerlijk dat ik niet die persoon wil zijn, dat ik altijd heb getracht die persoon-in-méér te zijn om mijn geschriften rijker en gevulder op te dienen. Ik blijf pogingen doen om te handelen over eenvoudige dingen, maar ik kom keer op keer terecht in het vaarwater van dit derde element dat er is zonder er te zijn.
Wat zeg je hierover, wat schrijf je over iets dat er is zonder er zichtbaar te zijn?
Je kunt er vele wegen mee uit. Een weg is echter uitgesloten, je kunt niet zeggen dat het er ‘niet’ is, dat het inbeelding is, toeval, zinsbegoocheling - zoals Monod - maar dat ligt niet in je aard. Wat je ziet in de lente: bot die bloesem wordt en bloesem vrucht; de wetten en regels die maken dat het zo is, zie je als een wonder, een mirakel en van dat ogenblik af ben je in de ban van dat ene dat er is zonder er te zijn.
Wat is het leven indien we het niet zouden zien als de expressie van dit derde element, eigen aan wat van de Kosmos is, aan wat van de mens is?
|