Een nieuw maandeinde, zo lang het geen jaareinde is, is het nog draaglijk, maar toch, ‘Mei’ die komt heeft een klank die naar de zomer neigt, en, de zomer naar de herfst. Het is duidelijk hoe de dagen schuiven, hoe we bewegen; en hoe bewust we er ook van zijn, we ontsnappen er niet aan, de tijd is meester over ons en zal het blijven. We kunnen hem enkel meten en meedragen waar we gaan.
Is hij een vriend, brengt hij me waar ik verwacht dat hij me brengen zal, of moet ik hem blijvend uitdagen opdat ik niet vergeten zou dat hij mijn meester is?
Om maar te zeggen dat ik hem houd als vriend en compagnon, als iemand die me brengen zal op de plaats en in de omstandigheden waar ik hoor te zijn om te schrijven wat ik schrijf. En, ik dank hem hiervoor, omdat ik dagelijks ondervind hoe hij me helpen wil keer op keer, vooral dan als ik niets heb om mede te delen. Hij helpt me zelfs om te zeggen wat ik een fractie van een ogenblik er voor, zelfs nog niet wist dat het kon gezegd worden of, dat het in hem, als tijd, ergens aanwezig was om ooit geplukt te worden: een appel op een boom in laat oktober.
Ik pluk dus mijn woorden, ogenblik na ogenblik uit de tijd. Ik pluk ze zoals ik een appel pluk. De tijd die mijn vriend is, hij was het en hij zal het blijven, mijn lijfspreuk, veel beter dan de tijd die vliegt en wel gebruikt moet worden.
Neen, als vriend weet ik dat hij er is en, als vriend wil hij me geen kwaad, hij wil me rust en peis, en brengt me zaken aan die nuttig zijn en eventueel als mooi gezegd overkomen. Ik zeg het maar, ik schreeuw het niet uit, het zal geen wereldnieuws zijn, enkel geweten door een paar lezers die het geduld zullen hebben te lezen wat ik schrijf. Speels en uitgelaten wat niet zo dikwijls gebeurt met mij.
Maar vandaag, op deze laatste dag van april, weer een maand die ik meester bleef, gebeurt het - al dacht ik er helemaal niet aan voor ik begon – dat ik verder ben blijven schrijven na mijn laatste zin van gisteren: ‘Voor ik hier weg zal gaan’.
Mijn laatste zin die een dubbele betekenis had: weg gaan van de vijver waar ik zat en, weg gaan, het nieuwe leven in, zoals het wellicht, de lezer me kennende, zal worden geïnterpreteerd.
Waarmede ik toen bedoelde, heel eenvoudig, weg gaan van de vijver. Maar, om eerlijk te zijn, en dat ben ik altijd, ik toen niet dacht aan weg te gaan uit het leven, zelfs al sta ik wel altijd, zoals Cervantes het schreef, met een voet in de stijgbeugel.
Zo ben ik nu, in een ruk, en zo vlug schreef ik nog nooit mijn blog, in de verlenging van de vorige verder gegaan, omdat de tijd – die mijn vriend is - zo welwillend was me te inspireren. Ik hem dankbaar ben, hij mijn zekerheid is aan te komen.
|