En eeuw na eeuw, en veel vlugger nu
het Zijnde hier, de duisternis verdrong.
Maar, geen overhaasting was vereist
en zeker niet, zoals zo dikwijls is gebeurd,
het zwaard gezwaaid
en sprokkelhout met stapels,
om Giordano Bruno te verbranden
en zovelen ook
die zochten wat hen dichter bracht
tot wat er woonde van het Zijnde diep in hen.
ik, een moeheid soms, een onvermogen,
uit te maken hoe ik het lezen moet.
Verwenst de mens die het geduld niet kent
als het Woord dat van Johannes was,
het Zijnde, zijnde,
oneindig lang gedreven bleef
om van af het allerkleinste,
tot atoom tot cel,
tot mens te bouwen, om aldus
terecht te komen waar Het wonen wou.
Een openbaring was het wel,
al werd het Woord, het Zijnde, God genoemd
en geen Heer noch Adonaï,
omdat de ‘Zeventig’ het zo, graag vertalen
wilden om de Grieken te behagen.
Een eerste naam aldus, een aanzet
voor de naam die ongeschreven blijven moest.
Zo is thans van alle namen
die we noemen, gekend de naam
die ons verdeelt in plaats van te verenen.
Zo beter hem niet uit te spreken en geen
triomf te roepen van het zeker weten.
Hoe zijn we ertoe gekomen,
Hij spreekt toch niet
met woorden en ziet toch niet met ogen.
Zijn taal is stilte tussen stiltes ingeschoven,
zijn blik zijn verre sterrenstelsels
die de NASA, dagelijks ons wil tonen.
Hij al wat is, ook kan bewonen.
Kom denken we de wereld is ons vreemd,
de toegankelijkheid van spiegelwaters
is zo broos, de biezen staan er rank,
de torren en de wieren, het eendenkroos,
verzameling van clusters elektronen.
Hoe goed het is te weten niet te weten
wat Hij ons verborgen houdt.
Maar geef geen naam
aan goden uit de mens geboren.
|