To find more what holds the nuclei (of atoms) together, many experiments were made in which protons with higher and higher energies were smashed into nuclei. It was expected that only neutrons and protons would come out. First there were pions, then lambdas, and sigmas and rhos, and they ran out of the alphabet. Then came particles with numbers (their masses), such as sigma 1190 and sigma 1386. It soon became clear that the numbers of particles was open-ended, and depended on the amount of energy used to break apart the nucleus. There are over four hundred such particles at present. We can’t accept four hundred particles; that’s too complicated.
Richard Feynman: 'QED, the strange theory of light and matter'; Penguin Books, 1990.
In den beginne was het Zijnde,
was er de kracht van het Zijn.
Het Zijnde kende geen begin,
het ook geen einde kennen zal.
Het er was als een substantie,
noch in min, noch in meer,
als het weefsel van een Universum
in potentie, het Zijnde er was,
Niet te tellen,
uit het Zijnde zijn tot stand
gekomen, met een donderslag
te horen, dromen van vormen
in een limietloze verwevenheid.
En alle vormen die ontstonden
zijn vormen van het Zijnde,
en alle vormen in hun totale totaliteit,
zijn dragers van het komende.
Dit was in den beginne dat begin
gebleven is, want niets is af
en niets is dat niet bewegend is
naar binnen als naar buiten,
in een mateloze complexiteit.
Zo verwierf het Zijnde
dat onzichtbare was, een andere vorm
een vorm die zichtbaar was,
maar niemand was er
om te getuigen van wat zichtbaar was
noch iemand om te noemen
wat onzichtbaar was.
Zo, wat was het nut ervan?
|