Wie heeft me gisteren gelezen? Wie heeft nagedacht over wat hij las voor hij aan het werk is gegaan, of misschien juist voor het slapen gaan. Bij wie ben ik aldus op bezoek geweest alsof ik naast hem zat en hij zag hoe ik mijn teksten schreef, vlot of aarzelend?
Ik heb het Boek van Job gaan herlezen, het kostte me uren, het kostte me een voormiddag en een groot deel van de namiddag. Ik ben er uit gekomen met het gevoel dat Job, me uit mijn dagelijks ritme heeft gehaald; dat nu, al mijn gedachten naar hem toe gaan en ik niets anders kan dan begaan zijn met het drama, zo lichamelijk als geestelijk dat hem overkomen is. Het verhaal van een gelukkig en rechtvaardig man, een patriarch, die door God, opgestookt door Satan (!), diep getroffen wordt, eerst in zijn bezittingen, daarna in zijn kinderen - zeven zoons en drie dochters die sterven – en ten slotte in zijn lichaam, dat vergaat van de zweren, niet om aan te zien, en toch nederig blijft, de wil van God ondergaat.
In zijn meer dan netelige toestand ontvangt hij het bezoek van drie vrienden, en pas na een zwijgen van zeven dagen en zeven nachten verbreekt Job de stilte, opent hij zich en vertelt hij hen, met bitterheid in de stem, wat hem overkomen is.
Zijn vrienden, in ellen lange discours nemen een voor een het woord (driemaal zes hoofdstukken) en besluiten dat Job schuld treft, waarop Job telkens antwoordt en hen in even lange bewoordingen tracht te weerleggen.
Komt daarna Elihoe, een buitenstaander aan het woord die tot de drie vrienden zegt:
32,12: Yea, I attended unto you, and, behold, there was none of you that convinced Job or that answered his words.
En, 32, 17: I will answer also my part, I also will shew mine opinion.
En, 32,19: For, behold, my belly is as wine which is not opened; it is ready to burst like new bottles.
In feite herneemt Elihoe de hele discussie zonder nieuwe argumenten aan te brengen. Eindelijk verschijnt Yahweh die de houding van Job aan de kaak stelt en van 38 tot 41, een opsomming geeft van alle grote en wondere dingen die Hij gedaan heeft. En Job bekent zijn ongelijk:
42, 3: ‘Who is he that hideth counsel wthout knowledge? Therefore have I uttered that I understood not; things to wonderful for me, which I knew not.
42, 5: I have heard of thee, by the hearing of the ear, but now mine eye seeth thee
En dan, die prachtige zin van Job die alles goed maken zal:
42,6: I abhor myself, and repent in dust and ashes. waarna de Heer hem tegemoet komt in 42, 10: and, gave him twice as much as he had before’, en wat hij krijgt staat in de meest prachtige bewoordingen beschreven.
Om te besluiten wil ik jullie de twee laatste verzen van Job niet onthouden:
42, 16: After this, lived Job an hundred and forty years, and saw his sons, and his sons, sons, even four generations.
42,17: So Job died, being old and full of days..
Het 'Boek van Job' is, wat ook, een meesterwerk. Ik dacht aan de schrijver ervan, meer dan aan de woorden die er staan. Welke inspanning het hem moet gekost hebben, en vooral hoe geïnspireerd hij moet geweest zijn, om in 42 hoofdstukken te vertellen wat hij erover te zeggen had.
En dan weet ik niet hoe het er staat in het Hebreeuws. Daarom ook dat ik het gaan halen ben uit het Engels van de 1611, opdat het dan toch iets van zijn authenticiteit als document uit de Oudheid, zou behouden hebben.
Zo is de Bijbel in de eerste plaats het werk van schrijvers, die het beste van zich zelf hebben gegeven en in feite zijn zij het die moeten beoordeeld worden, en dan niet zo zeer wàt ze schreven, maar hoe ze het schreven; welke kunstenaars van het woord ze wel waren. Het Oude Testament is aldus een boek van grote waarde want het vertelt ons over het leven en de geest van de mens van vroeger, de mens die opgestaan is uit de nevelen van de tijd en wedijverde met, zo niet ver overtrof, de schamelheid van de schrijvers van nu.
Zij leefden in wat ze ons nalieten, zij ademden erin en werden door hun woorden gevoed. Ze kenden slechts één hoofd onderwerp en al wat er omheen gebeurde: het werk van een machtig Iemand, die ze Yahweh noemden, Iemand die ze duidelijk, maar onzichtbaar aanwezig wisten; met wie ze spraken, en naar wie ze luisterden. Wat er gebeurde was zijn gebeuren, een groter epos, voor ons, mens van het westen, werd er nimmer geschreven.
Behandelen we het met het nodige respect, en niet – en dit overbodige moet me van het hart – niet zoals een schrijver waarvan ik de naam niet noem, hij is onwaardig hier genoemd te worden, na mijn verhaal over Job.
Hoe ver zijn we, blakend van wijsheid, zoals we denken, afgedwaald?
|