Ik wil hier, ter bevestiging van wat ik maar blijf schrijven, namelijk: ‘of er andere zaken zijn waarover ik, in volle ernst zou kunnen spreken’, Ionesco in roepen die in zijn dagboek[1] schrijft:
‘I assert that learning is useless. I assert that science can never get to the essence of our being. I don’t care if I know nothing, for learning is ‘mundane’, and I am not interested in such things: what takes place, what’s done, what moves. I am not interested in the mechanism of our movements, not at all; what lies behind, the Unknown, He or It, is only worthy of our interest.
Ik sta dus niet alleen, en Ionesco was een wijs man als hij het had over ‘the Unknown that lies behind’.
Hoewel er (desnoods) over andere dingen kan geschreven worden, het is in vele gevallen altijd met deze zin op de achtergrond; al wat we vertellen zal uiteindelijk uitmonden, daar waar alles uitmondt, ook het leven, bij ‘He or It’.
Je viel niet zo maar, op deze passage. Heel wat is er aan voorafgegaan. In het midden van de nacht heb je gedacht aan een zin die je bewaren wou; heb je gezocht naar een blad papier om te schrijven, je blocnotes lag in de kamer ernaast waar je niet heen wou; heb je een dagboek van jou, in het rek naast je bed, genomen, een van de dertig die er staan en heb je gezocht achteraan naar een onbeschreven blad; ben je gevallen op een eivormig stukje zwart, fluwelig papier dat de lijn van je gelaat in profiel vertoont, en je herinnert het je zo duidelijk nog, geknipt met een schaartje door een Chinees die jou een tijdje gevolgd had, ergens in een tempel of luchthaven, die aan je mouw trok en het je toonde en je niet anders kon dan het te nemen en hem een fooi te geven - wat hier eigenlijk zonder betekenis is - maar het papiertje was er, en er was ook wat ik in 1994, in mijn dagboek, had overgenomen en duidelijk zichtbaar had aangemerkt: de passage uit het dagboek van Ionesco, die, het moet gezegd, totaal uit mijn geheugen verdwenen was.
Deze ontmoeting met Ionesco ’s idee, was absoluut, géén, toeval. Toeval bestaat niet, toeval is het resultaat van een samenloop, een ineen schakeling van omstandigheden, maar, in dit, mijn geval, was het méér: was het Iets of Iemand die me – ik onbewust – er naar toe heeft geleid. Iets of Iemand die wist waar het geschreven stond en het me op een, op het eerste zicht, onopvallende wijze heeft onder ogen gebracht.
Ik ril als ik er aan denk op welke wijze ik, in het midden van de nacht Ionesco heb ontmoet. Het is voor mij, te opvallend, opdat het ook maar, wat men noemt in de volksmond, toeval, zou kunnen geweest zijn.
Wat het wél was, kan ik, en wil ik, heel graag vermoeden. Maar ik houd het voor mij, geborgen in mijn beide handen en in de vezels van mijn geest.
Maar toeval was het niet, was het zeker niet.
[1] Eugene Ionesco: ‘Fragments of a journal’. Translated from the French by Jean Stewart; Paragon House, New York, 1990, page 33.
|