Heb mijn blog van gisteren vroeg in de morgen geschreven. Ik denk – ik voel me fris en krachtig – een ganse dag voor mij te hebben, zonder zorg om wat ik nalaten moet. Een heerlijk gevoel, en mijn elan verder te schrijven is niet stil gevallen. Ik denk dus vooruit, na mijn 'Paul Davies en de F-16’s'.
Ik heb Mozart naast mij, ben omsingeld door zijn klanken, heb mijn boeken om me heen, wat wens ik meer dan de stem te volgen die spreekt tot mij, komende van al wat is, zo van wat dichtbij is als wat is van ver afgelegen in de tijd waar ik ooit was: in Ibb of in Kawkaban (Yemen), als op de top van de Besso in Zinal (Valais). Ik ben in deze ogenblikken, waar ik zijn wil: de rijkdom die ik ken, en die jullie allen kennen, een ogenblik weg te zijn van de plaats waar je lichaam is en rond te kijken wat er te zien is in je verbeelden.
Beseffen we wel voldoende wat het betekent in gedachten te kunnen zijn op de plaatsen waar je vroeger waart? Ik, op de rotsen van San Juan aan zee gezeten, hoog in de wind, met het dagblad in de hand, de wind die met de bladen speelt en de woorden die je leest met klare stem, maar de betekenis ervan dringt niet door: je hebt voor jou en in jou, tot aan de horizon de zee, met de weidsheid van de luchten erboven, de wolken, en je weet de sterren al zie je ze niet, en dichterbij, diep onder jou, de witte lijn, de breuklijn van de golven tegen de rotsen. Je bezit dit allemaal van in je kamer, met het nieuws van 10.00 uur op de radio.
Wie of wat zijn we eigenlijk, gezien de mogelijkheden die ons gegeven zijn?
De aftakeling van mijn lichaam, duidelijk merkbaar, is een feit. Ik schrijf er nauwelijks over. Het heeft ook weinig zin want als ik vandaag schrijf wat ik voel, hoe interpreteer ik het, een jaar later, als ik er eventueel op terugvallen zou. Zo vind ik regelmatig plaatsen terug in mijn dagboeken van vroeger dat ik dit had of dat voelde, wat ik me vandaag niet meer kan inbeelden hoe het was. Wel weet ik nog, als ik val op een mooie, gave zin, wat die zin is en hoe ik hem nu beleef.
Lichaam en geest, het ene stof zijnde, het andere deel van de eeuwigheid.
Handel ik er naar? Denk ik van tijd tot tijd aan de zes laatste woorden van het boek van Paul Davies: ‘We are truly meant to be here’?
Denk ik eraan dat hij 232 pagina’s nodig heeft gehad, om te komen tot deze zes woorden; denk ik eraan dat het Universum miljarden jaren nodig heeft gehad opdat er ooit een Paul Davies komen zou die deze zes woorden zou optekenen; en dat ik, een twintigtal jaren nodig heb gehad, om te herhalen wat Davies geschreven heeft en, dan nog, wie weet door wie hij geïnspireerd werd om uiteindelijk aan zijn boek te beginnen.
Zo ligt alles onherroepelijk in alles verweven, kun je er geen spie uit weg nemen die los zou staan van de rest, neen, de spie fungeert als hologram van het geheel, van al wat is, als van wat nog komen zal.
‘We are truly meant to be here’!
|