Zo, als ik er niet meer zal zijn moet, jij die me las, jij die me kent, geloven dat ik er nog ben en me roepen opdat ik je, vanuit mijn wolk, helpen zou.
Dit zijn geen ijdele woorden meer, nadat ik gemeend heb - mijn blogs van 9 en 10 maart – te mogen/kunnen vooropstellen, dat er een band blijft bestaan met de overledenen. Deze stellingname vertrekt van uit mijn grijze zone, maar ik geloof erin, ik geloof er stellig in.
Het is een gevaarlijke, doch tevens een vruchtbare zin om er mee te beginnen. Hij rees op in mij toen ik gisteren slapen ging en heb hem in de vlucht, rechtstaande, neergezet in de blanco marge van het dagblad om hem deze morgen terug te vinden, enigszins verbaasd, zoals jij het zult zijn, over de draagwijdte ervan.
Maar, er werd ons met aandrang geleerd, de heiligen te aanroepen en zelfs verder te gaan, God om bijstand te vragen; waarom dan geen verzoek richten aan een gewone burger in zijn, zoals ik het tekenen wil, overhangende wolk.
Ik meen dus wat ik schrijf en is het niet doeltreffend, het kan toch geen kwaad, je weet maar nooit. Het is maar een van de vele dingen die we niet weten, maar toch, mogelijk zijn. En het leven berust op mogelijkheden even veel als op zekerheden, misschien zelfs meer, want de mogelijkheden reiken veel verder omdat ze voor een deel droom gebonden zijn en een leven zonder droom is maar een half leven.
Zijn dit wijsheden die ik verkondig? Absoluut niet, ik bevind me, met dergelijke vooropstellingen in de grijze zone van het zijn, de zone waarin heel wat plaats vindt, de ’toeval-zone’, deze van de dingen die zich voordoen zonder schijnbare aanleiding er toe; de dingen waarvan men zegt, hoe is dit nu mogelijk. Te beginnen met telepathie, een soort onbewust vooruitzien van wat er gebeuren zal: een vriend die je belt op het ogenblik dat jij op het punt stond hem te bellen; een boek dat je ter hand neemt op het ogenblik dat je niets te vertellen had en, er de zin in leest die je nodig had om verder te gaan.
Maar er zijn nog andere gebeurtenissen die dieper reiken en bijna overkomen als wonderlijk. Kleine mirakels bijna, alsof mirakels klein kunnen zijn. Ik denk dan niet alleen aan voorvallen uit het dagelijkse leven, maar ook aan Stonehenge, aan de piramiden, aan bouwwerken verspreid over de wereld: Angkor, Borobudur. Ik denk dan aan het wonder van onze eerst gotische kathedralen, hoe deze geconcipieerd werden op het kosmische en aan het waarom ervan dat aan de basis lag.
De wereld van het bevreemdende is oneindig omdat het de wereld is van de geest waar alles is ontstaan; de wereld die we koesteren moeten omdat die de eeuwigheid in zich draagt. Een wereld die er altijd is geweest en er altijd zijn zal, onbegrepen zoals alles van het zijnde onbegrepen is en blijft.
Het is dit onbegrepene dat ons in staat stelt grote dingen te doen, te schrijven, te creëren, altijd maar uitkijkend, tastend naar wat er achter dit onbegrepene te begrijpen is.
|