DSL van 23 februari ll. publiceert een fragment uit de catalogus van de tentoonstelling ‘Hugo Claus, con amore’ van Bernard Dewulf die het hierin heeft over zijn ontmoeting met de dichter Hugo Claus.
Dewulf heeft het over de lichtvoetigheid van Claus die hem een tijd gekost heeft alvorens hij precies begreep wat die lichtvoetigheid betekende. Claus is, zegt Dewulf: ‘een van die kunstenaars, onder enkele andere, die mij fataal hebben gewezen op – om het eenvoudig te zeggen – het spel van de kunst. Of om het wat geleerder te zeggen de homo ludens in grote kunstenaars.’
Hij volgt hierin, zegt hij, Johan Huizinga, die in de vorige eeuw de ‘spelende mens’ bedacht en stelde dat het spel ‘een noodzakelijke voorwaarde is voor het voortbrengen van cultuur.
Dit is wat Bernard Dewulf ‘in wezen geleerd heeft van Hugo Claus, dat het allemaal maar een spel is, dat evenwel in volle ernst wordt gespeeld. Meer zelfs dat er niets anders is dan het spel.’
De twijfel sluipt evenwel binnen in zijn woorden want wat hij schrijft is ‘in het heldere besef dat er iets groters op het spel moet staan dan het spel zelf – al weten we al even helder niet wat dat grotere precies is.’
En Dewulf gaat verder: ‘Cru gesteld, we spelen om ons niet dood te vervelen. Minder cru: we scheppen rond het ongewisse.’
Of, in het geval van Claus: hij schreef in het ongewisse om zich niet dood te vervelen.
Ik zelf heb er geen boodschap aan. Indien ik niet schrijven zou betekent dit niet dat ik me steendood vervelen zou; ik zou wel iets missen en ik weet niet wat dit ‘missen’ betekenen zou, maar me vervelen? Ik heb tal van vrienden die nu en dan iets schrijven, maar die zich zeker niet vervelen. Maar zeggen dat schrijven, dat kunst een spel is, geloof ik niet. In elk geval, ik zou zo iets niet durven schrijven, wel dat we, eens we schrijven, we niet weten waar we zullen uitkomen – ik weet niet waar ik ging uitkomen toen ik hieraan begon – maar ergens uitkomen zal ik.
Umberto Eco, die op een totaal andere wijze dan Claus literatuur bedreef, hij wist wat Huizinga niet wist, namelijk dat kunst, dat schrijven een kosmische aangelegenheid is; dat het zich verliezen is in de ijlheid van de kosmos, het zich instellen op het creatieve dat eigen is aan de kosmos, het zich instellen niet op de aarde is maar op het licht over de aarde.
Kunst een spel? Ja voor Marcel Duchamp, voor de Dadaïsten, voor Koons, voor tal van ‘kunstenaars’ van vandaag, het kan, ik kan er in komen. Maar voor Van Eyck, voor Beethoven, voor Streuvels was het bittere ernst, was het een levensopvatting, een wijze van ademen, was het hun leven en het leven is geen spel..
Het verhaal dat Bernard Dewulf ons voorhoudt, gaat voor mij niet op, Hugo Claus wist wat hij deed, hij wist wat hem in het leven hield, hij wist wat hij nodig had om Hugo Claus te zijn, om niet te vergaan in ledigheid; van het ogenblik dat hem dit ontnomen werd is hij heen gegaan, nu tien jaar geleden. Ik schreef erover in mijn manuscript dat nog altijd ergens hangen blijft, eventueel na drie maanden, ongelezen.
We huldigen hem, al lazen we niet zijn ‘Verdriet van België’, noch zijn ‘Verwondering’ – we hebben nog wat tijd om het te doen - maar hij was een schepper en niet een speler. Hij was een man van de geest en hij wist, beter dan wie ook, dat schrijven, dat kunst, een strijd is.
|