Je weet het al lang, schrijven is ernst voor me, er kan zelden een glimlach af, wat geen bewijs is van sterkte noch van kleurenrijkheid. Ik moet het er mee stellen, alsof mijn wapenspreuk ‘ernst’ zou zijn, of ‘Earnest’ zoals bij Oscar Wilde die er het belang van onderlijnde in een toneelstuk.
Is het niet altijd zo geweest, dan toch de laatste dagen, gaat het over zaken die geen alledaags gesprek zijn, bij zo ver dat ik me de vraag stel of het geen omen is van iets dat nakend is, een geur die niet te ruiken is maar over mij hangt als ik schrijven ga.
Ook nu moet ik mijn gedachten in een andere richting duwen om niet in hetzelfde euvel te verzeilen. ‘Verzeilen’ wat een beeldrijke woorden onze taal bezit. Ik zou - en ik denk dat er zijn die dit doen - ik zou, zoals de man in ‘La nausée’ van Sartre, het woordenboek moeten gaan lezen om er de mooiste, de meest zeggende en kleuren rijkste woorden uit te kiezen en te gebruiken in de meest gepaste vorm. Een woordkunstenaar worden, zoals een vriend die ik hier ken in de streek die zelf zijn woorden vormt met stukken van woorden aan elkaar gehecht, passend bij de foto die hij toevoegt aan zijn gedicht.
Er zit een kunstenaar in elk van ons. Maar heel wat zijn er, die het niet weten of niet de moed kennen, noch de inzet, noch de noodzaak om hem aan het woord te laten op de wijze die hem past. Heel wat gaat aldus verloren, komt niet aan de oppervlakte zoals de vissen in de wintervijver gedoken blijven onder het spiegelbeeld boven hen.
Het is een kwestie van leven: leven als een geborgene of leven als iemand die de kop opsteekt en gehoord wil worden; die wil aantonen dat hij bestaat en hoe hij bestaat. Waarom het zo is heb ik al gezegd, het is het kosmische in hem dat opborrelt met een gestadigheid en hem aanzet dingen te doen en te blijven doen die een uiting zijn van het water uit die bron. Het is zijn kosmische gebondenheid die hem aanzet dingen te doen die de weergave zijn van dit kosmische gevoel dat een meerwaarde geeft aan het leven als we er van doordrongen zijn, dat die meerwaarde er is.
En het is niet noodzakelijk een 'doen', het is ook een 'zijn'. Een begaan zijn met wat literatuur is, wat poëzie is, wat schilderkunst en beeldhouwen is, wat compositie is, wat architectuur is. Er een oordeel over hebben, er door getroffen worden in het diepste van jezelf, er door gevoed worden, zó dat het een impact heeft op je wijze van leven.
Het is dit alles dat ons meer mens maakt, dat ons verheft boven de kudde, ons situeert op de weg die open ligt voor ons. Het is het doen en het zijn van de mens die uit de kudde die we waren is opgestaan en gezegd heeft ‘ik ben méér dan ik ben’, die gezocht heeft naar wat is, het ‘plus est en vous’.
Er is voor ons, willen we de naam ‘mens’ waardig zijn, geen andere weg, dan deze van het zijn en het doen, eigen aan de wet van de kosmos.
Het is die wet die we volgen, die we respecteren.
|