Ik schrijf een blog, ik log hem in en, ik mag herbeginnen aan de volgende. Echter dan toch niet zonder het gedicht van Remco Campert dat ik overneem – ik hoop dat het mag – uit DSL van 9 februari, met als titel: ‘Notitie’:
Ik zag een jongetje zitten / verwezen op een stoeltje / bedekt met bloed / en asgrauw puinstof / onder een huis weggehaald / met bommen bestookt / door Assads moordenaarstroep /
dit gedicht helpt hem niet / maar het is genoteerd.
Ik vind het, dankzij de laatste regel, een schitterend gedicht. Ik wou dat ik er ook zulke geschreven had in mijn leven. Maar dat heb ik niet. Die poëzie van het verrassende heb ik nooit ten volle bereikt en of het nog tijd is om er nu voor te gaan, verwacht ik niet meer. Ik heb mijn tijd gehad. Ik heb er niet, zoals Campert, aan gedacht maar, me inspirerend op hem, dit wat ik je zeggen wou:
De slaap nog in de ogen / heb ik gedacht / hoe wonderlijk het was / te schrijven / wat, ware er Remco Campert niet, / een ogenblik voorheen / geen kans had gehad.
Veel is het niet / maar toch, het staat genoteerd.
Het heeft wel niet de dramatische ondergrond van Campert, maar weinig is er nodig om te verrassen, een ogenblik en het staat er om er nog te staan een eeuw later: dit van Assad en van de knaap van onder het puin.
Het punt is dat het leven niet veel meer is dan de dood en de dood een verlossing uit het leven. Waarom het zo is, wordt genoteerd opdat het zo zou zijn. Ondertussen leven we verder alsof er niets ware gebeurd in Syrië.
Het is waar we de dag mee ingaan, om aan te komen in een nieuw ogenblik, aan of in een nieuw gebeuren dat genoteerd zal worden, hoe onbelangrijk ook het zijn mag, het zal worden ingelast in een geheel van feiten: de vlek van een gele arnica op een achtergrond van bergen, het tikje blauw op een schilderij van Vermeer waar Proust het over had. Niet veel zeggend maar – in het geval van Proust dodelijk – noodzakelijk. Het zijn de kleine dingen die de grote belangrijk maken en dus het kleine dat onmisbaar is voor het grote..
Zoals het gedicht van Remco Campert noodzakelijk was voor de dingen die ik vandaag en misschien ook morgen of overmorgen schrijven zal. Het zijn maar vierendertig woorden, ik telde ze, maar spreekt erover en het wordt geschiedenis.
Zo hebben we al heel wat dingen geschreven die geschiedenis zijn. We hebben er nog weinig aan. We wensen niet terug te blikken, om de geur van het voorbij zijn eens te meer op te snuiven. We houiden ons stoïsch aan wat van vandaag is om beter de dag van morgen binnen te gaan.
Zo is het altijd geweest, zo hoort het te blijven.
|