‘It was a beautiful day here to-day, with bright, new, wide-opened sushine, and lovely new scents in the fresh air, as if new blood were rising. And the sea came in great long waves thundering splendidly from the unknown. It is perfect with a strong, pure wind blowing. What does it matter about that seething scrimmage of mankind in Europe? If that were indeed the only truth,one might indeed despair.’
D.H. Lawrence[1] schreef dit in zijn dagboek op 8 februari 1916, en nu, meer dan een eeuw later, terug boven gehaald door iemand die nog niet geboren was toen de woorden geschreven werden. Zullen mijn woorden, deze van nu, ook nog eens opduiken in het jaar 2118, op een plaats ver weg van de plaats waar ze geschreven werden?
En, welke betekenis kan hieraan gehecht worden, wie of wat intervenieerde opdat ik vandaag D.H. Lawrence, de man die ‘Lady Chatterly’s lover’ (1928) bedacht, vernoemen zou, heeft hij, wiens lichaam al lang vergaan is tot stof, er iets mee te maken?
Ik denk veel aan vrienden, aan schrijvers, aan componisten die overleden zijn, wellicht meer dan aan deze nog in leven; het is in elk geval een andere band die me bindt aan hen. Met vrienden zijn het herinneringen die me binden, bij schrijvers zoals D.H. Lawrence, zijn het woorden, maar voor allen geldt een regel, of beter een vraag: hoe komt het dat ik denk aan hen, en in mijn geval hier, hoe komt het dat ik precies op het ogenblik dat de aarde ten overstaan van de zon het zelfde punt bereikt, dat ik de woorden lees en herhaal die D.H. Lawrence toen geschreven heeft; is er iets magisch aan verbonden, of is het louter toeval?
Ik geloof niet in toevalligheden. Ik had, wat de uiterlijke oorzaak zou kunnen zijn, het boek, ‘The English Year’, uit zijn rek genomen, zo maar, schijnbaar zonder reden, om achteraf vast te stellen dat er toch een reden kon zijn, namelijk, D.H. Lawrence en dezes dagboek.
Is het een spontaan gebeuren geweest of een uitgelokt gebeuren; een plots opkomend gevoel of een drang komende van uit mijn omgeving die ik, onbewust heb gevolgd?
Ik opteer voor de lokkende aanwezigheid van wat rest van Lawrence in mijn omgeving, omdat, wat overbleef van hem, zijn essentie, voldoende bewust is dat ik - een bepaald deel van mij - op dergelijke momenten ben ingesteld; omdat hij weet dat hij aldus via mij nog eens vernoemd zal worden, zijn naam gelezen en nagedacht over wat hij allemaal geschreven heeft, waaronder zijn fameus gedicht, ‘Not every man has gentians in his house’, waaraan onze (vriend) Stefan Hertmans een essay[2] heeft gewijd in zijn ‘Putje van Milete’
Ik houd er aan dergelijke voorvallen de wereld in te sturen omdat ze een kleine kans maken, het wonder van het leven of dan toch een bepaald aspect ervan te belichten.
Ik herhaal me als ik zeg de toevalligheid van een gebeuren te verwerpen. Er is altijd een aanleiding voorhanden. Wie de dader of de voorbereider is van die aanleiding weet ik niet met zekerheid, het kan evengoed zo wel D. H. Lawrence als de Ierse schrijver, J. M. Synge, geweest zijn die ik ontdekte vooraan in ‘The English Year’ en me verraste met:
‘Then I came back to the cottage, with my throat dry thinking in what a little while I would be in my grave with the whole world lost to me’.
Hij stierf heel jong, J.M.Synge[3]. Ook zijn geest is opgedoken opdat hij nog eens vermeld zou worden, opdat nog eens naar hem zou worden uitgekeken en dan vooral hoe hij de laatste jaren van zijn leven heeft doorgebracht.
Er is dus, of we het beseffen of niet, een reden voor alles wat gezegd of geschreven wordt. Het zoeken naar de reden is de wereld van het magische betreden.
[1] ‘The English Year from diaries and letters’ compiled by Geoffrey Grigson, London Oxford University Press, 1967.
[2] Stefan Hertmans : ‘Het putje van Milete’, Meulenhoff, Amsterdam, 1947,
[3] J.M. Synge, in full John Millington Synge, 1871-1909, leading figure in the Irish literary renaissance, a poetic dramatist of great power who portrayed the harsh rural conditions of the Aran Islands and the western Irish seaboard with sophisticated craftsmanship.
After studying at Trinity College and at the Royal Irish Academy of Music in Dublin, Synge pursued further studies from 1893 to 1897 in Germany, Italy, and France. In 1894 he abandoned his plan to become a musician and instead concentrated on languages and literature. He met William Butler Yeats while studying at the Sorbonne in Paris in 1896. Yeats inspired him with enthusiasm for the Irish renaissance and advised him to stop writing critical essays and instead to go to the Aran Islands and draw material from life. Already struggling against the progression of a lymphatic sarcoma that was to cause his death, Synge lived in the islands during part of each year (1898–1902), observing the people and learning their language, recording his impressions in The Aran Islands (1907) and basing his one-act plays In the Shadow of the Glen (first performed 1903) and Riders to the Sea (1904) on islanders’ stories. In 1905 his first three-act play, The Well of the Saints, was produced. Bron: Google.
|