In de voormiddag, zoals het wellicht overal nu en dan eens gebeurt, aan de voordeur het bezoek van twee gezanten, niet deze van God, zoals deze ten tijde van Sodoma en Gomora, maar gezanten van Paulus die zijn woorden rond deelden aan de (niet meer)-gelovigen. Tevergeefs wellicht.
Zeg ik, dat ik eerst verrast was als ik hen zag staan, omdat ik hen niet verwachtte, maar dat ik me goed voelde toen ze me vroegen, na zich te hebben voorgesteld met Leo en een naam die ik vergat, of ik de Bijbel kende, en ik hen antwoordde dat het Boek der boeken, dit van 1611, naast mij op de tafel lag en dat ik nog een Franse, een Nederlandse en zelfs een Spaanse Bijbel had.
Wat hun schijnbaar niet interesseerde want het was niet over die Bijbel dat ze spreken wilden maar over de Brieven van Paulus, wat heel wat anders is.
Leo had een elektronisch ding bij, a tablet, en las me, na enig zoeken, de woorden die een verwittiging inhielden aan het adres van hen die naar het Woord van de Heer niet luisteren zouden, terwijl de andere zonder naam, bevestigend knikte en toekeek.
Het was niet de eerste maal dat ik dit hoorde. Ik antwoordde hen dat ik Paulus gelezen had, dat ik wist dat hij beweerde Jezus te kennen, niet als de Jezus van Paulus, maar als de Jezus die God hem had ingefluisterd.
Ze waren verbaasd dit te horen, verbouwereerd zelfs waren ze, maar ik heb hen gezegd dat woorden geschreven tweeduizend jaar geleden, vandaag anders geïnterpreteerd worden. Denk maar, heb ik gezegd, aan de geschiedenis van Sodoma en Gomora, het bezoek van de twee gezanten van God, zoals jullie ook twee gezanten zijn van Paulus, en wat er met hen gebeurde en met die arme vrouw van Lot die veranderde in een zoutpilaar[1]. Nu, er zal jullie niet overkomen wat de gezanten van God overkwam, ik vertel dit maar om te zeggen dat de woorden van toen vandaag anders worden ingevuld.
Maar repliceerde Leo, het zijn de woorden van Paulus, geïnspireerd door God, die van alle tijden is, die alles weet, ook hoe alles zal verlopen in de wereld, en Paulus zegt ons hoe we handelen moeten opdat we er correct zouden naar leven.
Ik had hen kunnen antwoorden dat alles, als we Psalm 139 mogen geloven, al geschreven staat, maar ik heb gezwegen, ik heb het maar gedacht want ik was er zeker van dat ze de psalmen niet gelezen hadden, zoals ze ook de geschiedenis van Sodoma en Gomora niet kenden.
Ik heb, heb ik gezegd – in feite heb ik meer gesproken dan zij – nood aan woorden, nood aan ideeën om te begrijpen, maar niet aan deze over een God van voor Galileo, deze zijn voorbij gestreefd. Indien er vandaag, een nieuwe Paulus opduiken zou, dan zou hij ons spreken over het Higgs deeltje en de betekenis ervan, en naar hem, mijn goede mannen, zou ik met veel interesse luisteren.
Ze zijn weggegaan en hebben me een foldertje gelaten dat ik, met respect voor de moed die ze opbrengen, bewaren zal als ‘signet’, als bladwijzer, in mijn agenda.
[1] Genesis: 19
|