In zijn Dokter Zhivago schrijft Boris Pasternak, verwijzend naar l' immaculée conception’ van Maria, dat elke geboorte onbevlekt is. Ik voeg er aan toe dat elke bevruchting het is en wel omwille van de reden die ik gisteren opgaf: de bevruchting zelf is geen menselijke daad maar wel een kosmische.
We hebben dit nooit zo gezien maar het is mijn stellige overtuiging, waarmee ik bekrachtigen wil wat ik gisteren schreef. Bij jullie is deze idee wellicht zo voorbijgeschoven, mij heeft ze een lange tijd, tot deze morgen van 21 januari – het is zes uur – bezig gehouden, zodat ik er mijn dag mee begin.
Ik zou hier mijn blok kunnen stoppen, zeggen dat het genoeg is geweest, dat ik heel ver ben gegaan, dat het niet mogelijk is verder te gaan, dat ik de kern van alles heb geraakt, namelijk als het schepping betreft, creatie van wat ook, de kosmos in zijn totale totaliteit ermee gemoeid is. Dus ook in wat ik schrijf elke dag.
Dit is een idee die verspreid moet worden, de gedachte dat we hier zijn in de verlenging van al wat kosmisch is, is heel ver strekkend, is hemelschokkend, maar ik bevestig het, al kan het me heel wat kritiek kosten, verlies van al wat ik al geschreven heb, van al wat ik al de ether heb ingestuurd.
Echter, is het in botsing gekomen met wat van de mens is, het ligt in de aard, in de verlenging, zoals ik hoger zegde, van wat van de Kosmos is. En het is geen vraag die ik stel.
Ik kom aldus eens te meer in het vaarwater van het metafysische, het religieus metafysische. Ik moet me in dit landschap bewegen omdat ik anders heel weinig te zeggen heb. Ook denk ik, omdat je, na al die tijd dat je me leest, weet hoe ik ben en wat je van mij verwachten kunt, want ik heb niets te zeggen over wat er gebeurt in de wereld of in dit land. Ik laat dit over aan de anderen. Ik zit in mijn eigen wereld die afgesloten is, die een oase is in de woestijn. Ik zit er onder de palmbomen in de koelte van de morgen, voor het licht opkomt. Omdat ik het opkomende licht niet nodig heb, omdat ik het innerlijke licht, dat van de geest gebruik en omdat wat ik zeg en wil zeggen een oorsprong kent die geen lichtfotonen nodig heeft.
En eens te meer, waar ben ik ditmaal terecht gekomen, hoe gebeurde het dat ik heb nagelaten wat er staat en niet iets totaal anders. Vraag het me niet, ik heb er geen antwoord op. Ik weet enkel dat ik deze morgen vroeg ben opgestaan, vroeger dan anders en dat ik geluisterd heb naar de stem of de stemmen In mij.
Zijn het stemmen van uit de kosmos, waag ik het dit te schrijven? Waarom niet. De schoonheid van een tekst ligt én in de woordkeuze én in wat erin verteld wordt, die twee zaken zijn noodzakelijk opdat de tekst een draagkracht hebben zou, nazinderen zou lijk een echo, de echo die ik zevenvoudig hoorde toen ik op de hoogvlakte stond boven Kawkaban in Yemen en haar naam riep.
|