Hoe lang of hoe kort duurt het leven van een boek, en dan vooral, nu hij hoorde dat een boek, in de huidige context, vier maanden krijgt om te bewijzen dat het levensvatbaar is. Maar dan, gesteld dat het levensvatbaar is, hoe lang duurt het leven ervan, tien, twintig, dertig jaar, een generatie?
Hij had een lange tijd, een te lange tijd, weinig gelezen opdat hij er enig idee zou over gehad hebben. Maar het scheen hem toe dat de literatuur, verdrongen door het beeld, een andere opdracht had gekregen, dat ze in elk geval niet meer was wat ze vroeger wel was. En hij dacht, al was het maar, aan de tijd van Jules Verne.
Het scheen hem dus ontvankelijk toe, dat hij zich vermeide, in de eerste plaats, in filosofische beschouwingen over het leven en over wie of wat God kon zijn, al was het maar om aan te tonen dat hij van een andere generatie was dan zij die thans met hun woorden de boekenwinkels en de literaire tijdschriften vullen; dat hij in feite aan het filosoferen is vanuit een vorige generatie dan deze van nu en meer nog, naar de generatie toe die na hem zal komen. Wat zeker geen winstpunt is om gehoord te worden. Maar hij waagt het toch de taal te gebruiken die hij gewoon is te gebruiken en er de inhoud aan te geven die hij wenselijk vindt; zelfs toe te geven dat hij de literatuur van de generatie(s) na hem, op enkele uitzonderingen na, wel van ver heeft gevolgd maar weinige boeken eruit gelezen heeft.
Maar over de levensduur van een boek weet hij, dat achteraf gezien, elk boek dat we lezen teruggebracht wordt tot enkele passages die ons om een of andere reden heel bijzonder hebben getroffen; meestal zijn het verheffende, zijn het hoogstaande. Als hij bijvoorbeeld aan de Four Quartets denkt zijn het een paar verzen die onmiddellijk opduiken en zich herhalen:
Time present and time past / are both perhaps present in time future, / and time future contained in time past.
Deze versregels van Eliot zijn in hem gaan leven, en Eliot blijft op deze wijze aanwezig in de band geest die hen bindt over tijd en ruimte heen. Terwijl deze versregels stammen van de generatie voor hem, heeft hij ze toch gelezen en bewaard. Om deze reden schijnt het hem toe dat de vier maanden uitstel die gegeven worden aan een boek, eigen is aan een boek van nu, en deze niet gelden, dan toch voor hem, voor de boeken die leven in hem; die hij meedraagt in en met hem als zeer kostbare dingen, zonder de welke zijn hunker om te schrijven onbestaande zou zijn. Boeken zijn het nostalgisch verhaal van zijn leven, mengen zich met en overstijgen soms zijn herinneringen.
Als hij rond zich kijkt denkt hij zowel aan Saint Joan van Bernard Shaw, aan een Journal d’un curé de campagne van Bernanos, aan een Multatuli als een Streuvels, aan een Jünger als een Rilke. Hij heeft een ganse letterkundige wereld om aan te denken en er inspiratie uit op te doen. Zijn wereld is aldus voldoende bevolkt opdat hij er nog andere bijnemen zou. Wat in feite oneerlijk is, en hij hierbij het gevaar loopt waardevolle boeken links te laten liggen.
Hij weet het en hij schrijft erover, maar er is een zekere verzadiging, op de leeftijd die hij bereikte, een moeheid wat het nieuwe of het vernieuwende betreft en dit is het enige excuus dat hij vinden kan. Zo is het dat van de boeken die hij las en hij zich nog herinnert, de vier maanden lang voorbij zijn en is de verkoop ervan al lang stil gevallen.
Wat hiermede bedoeld werd is praat van de uitgever, als de verkoop stilvalt na vier maanden is er het bewijs dat het boek niet loopt en nimmer lopen zal. Maar een boek dat in de diepte geschreven is heeft zeker een veel langere aanloop nodig en heeft ook een veel langere, maar minder spectaculaire – spektakel dat de hoop is van elke uitgever - levensduur.
Dan toch bij de lezer die de lectuur ziet als voedsel voor de geest, en daar komt het op aan, niet op verkoop, wel op inhoud, wel op stevigheid.
BIJVOEGSEL voor de mogelijke bergliefhebbers onder ons:
Berghutten - Cabanes in de Val d’Anniviers van uit Zinal te bereiken.
Ik ben heel vaag geweest over de situering van de Berghutten van Tracuit en Arpitettaz. Enkele lezers vroegen preciseringen. Ik tracht hier aan tegemoet te komen.
Beide ‘cabanes’ zijn te bereiken van uit Zinal. En Zinal is het absolute eindpunt van de Val d’Anniviers die begint over de Rhône, even buiten de stad Sierre, op de baan naar Brig in de Valais – Wallis. De weg in de Val d’Anniviers loopt over Vissoie, waar de weg zich splitst, links naar Saint-Luc en Chandolin, rechts naar Saint-Jean en Grimentz. Zinal 1670m is rechtdoor over Ayer en Mission.
De tocht naar de cabane de l’Arpitettaz 2786m, begint op het verste punt in de vallei (la Plaine de la Lé) tot waar men geraakt met de wagen. Hiervoor rijdt men door het dorp Zinal tot het einde van de weg, daarna over de brug over de Navizence en verder doorheen de vlakte, aardeweg, tot het einde waar grote rotsblokken overbleven met op een ervan ‘Arpitettaz, chemin difficile. Van hier uit loopt de tocht eerst onmiddellijk links, over de brug van de Navizence, het pad naast de stroom opwaarts volgen tot het verdwijnt in het bosrijk deel; de aanduidingen volgen via een passage, les chaînes er aangebracht om de stijging te vergemakkelijken, weinig hoger bereikt men het droom- en spiegelmeer van de Arpitttaz en vandaar uit, verder de hoogte in langs een duidelijk, niet te missen pad, met rechts, naast zich over gans de lengte van het pad tot aan de cabane, de besneeuwde noorderwand van ‘le Blanc de Moming’. De terugkeer wordt gedaan langs dezelfde paden. Evenwel, mits een goede gids kan de terugkeer ook gaan via de Col de Milon 2990m, een wat hoger gelegen passage over de rug van la Tête de Milon.
De weg naar de cabane de Tracuit, 3256m, vertrekt van uit het dorp, een slingerweg via le chalet blanc richting Roc de la Vache. Van daar uit eens op een plateau, het zicht op het dorp ver in de diepte achter zich, links nemen, het pad volgend. Het is een lange, uitputtende tocht van 1670 m tot 3256m, en vergt een serieuze inspanning.
Van uit die cabane kan men de Bieshorn beklimmen, zijnde een lange tocht over de sneeuwvlakte tot de top op 4153m. Liefst met gids of dan toch met iemand met grote kennis van de bergen. De terugkeer naar de Cabane gebeurt in de late voormiddag zo, dat je ongeveer rond het middaguur terug bent in de cabane en in de namiddag, als je het wenst, terug kunt zijn in Zinal, maar het is een zeer lange afdaling.
Toen wij, Gustave en ik, op de Bieshorn waren met Robert, hebben we een andere terugweg gevolgd. We zijn van op de top verder gegaan in de sneeuw, sneeuw tot op kniehoogte, in de richting van de Weisshorn en afgedaald tot de top van la Tête de Milon, 3693m. Ik herinner me dat we er waren precies op de middag. Vandaar uit hebben we, de kam van de berg afdalend, vier uren nodig gehad om de Col de MIlon, de passage naar de andere vallei, deze van Zinal te bereiken.
Een afdaling die we, Gustave en ik, nimmer zouden gedaan hebben ware er de kennis en de hulp van Robert niet geweest.
Wat ook, de berghutten zelf zijn gemakkelijk, mits de nodige inspanning, te bereiken. Ze zijn wel en ze zullen het blijven, een uitdaging niet zo zeer voor de jeugd maar zeker voor de mens uit onze contreien die de bergen in de zomer genegen is. Het bereiken van een van deze cabanes – van uit Zinal is er ook de Cabane du Grand Mountet – zijn hoogtepunten in een mensenleven.
|