Je zegt me maar dat ik verder moet, dat negatieve gedachten wat de komende generaties betreft, gevaarlijk zijn en riskeren, eerder negatieve dan positieve gevolgen te kennen en zelfs, indien het niet zo ver zou komen, dan toch remmend inwerken zullen op wat komen zal.
Dus man, de blik vooruit, geslacht na geslacht zal zich opvullen zal zich verrijken, zal groeien tot een bloeiende cultureel rijke gemeenschap, en jij en allen voor jou, zullen er de basis van vormen, zullen de humus zijn, zoals je het voorheen zo dikwijls hebt gezegd.
En Gezelle zal blijven. Zijn ‘Die avond en die roze’ zal gelezen blijven worden als een meesterlijk gedicht, wat het ook in de diepte verbergen mag. Wat er misschien gebeuren zal is dat we het oppervlakkige terzijde gaan houden en ons richten naar wat juist onder de oppervlakte aanwezig is; dat we nadenken zullen over de vele ongekende aanleidingen die er moeten zijn om voort te brengen wat voortgebracht wordt. En dan vooral hoe deze, gevoed worden om plots aan te voelen dat we hieruit nieuwe gedachten zullen zien opwellen.
Het grote leven dat van alle tijden is, sprankels van hoop en inzichten.
Hoe we ons er tegenover gedragen zullen weten we niet, hoe we het interpreteren zullen evenmin. Maar we staan klaar om uit te dragen wat ons wordt bijgebracht, het creatieve van het zijn zal ons niet verlaten en daarenboven zal gemerkt worden met alle krachten die zich in ons zouden verborgen houden en nog niet werden blootgelegd.
Feniksen zullen we zijn, gelouterd en gekroond.
Niemand zal ons tegenhouden als we ons oprichten zullen om én van de wereld én van de geest te zijn. Er te staan en er vooruit te kijken naar wat van de toekomst is; te zijn wat er zijn moet van die toekomst opdat al wat is bewaard zou blijven en in meer, groeien zou naar nieuwe hoogten, tot op heden nog niet bereikt.
We komen er ooit, staat het niet geschreven, het staat gewelfd over de dingen, de waarden die er zijn. Uiteindelijk is er niets dat nog verrassing zijn zal. Zo schrijven we de toekomst, van generaties ver voor ons uit met de zekerheid dat we er, onder een of andere vorm of aanwezigheid er deel zullen van uit te maken.
We dromen soms van grote werken die geschreven worden en tentakels zijn die doordringen tot in de verste tijden waar ze bloeien zullen in velden, geel en groen en blauw, velden van verrukking en van blijde verwachtingen. Ademend alle geuren en alle geneugten die er mogelijks kunnen zijn.
Oplosbare en verscholene, ingekeerde en buitgemaakte, vertelbare en schichtige, te vlug verwijderd om te worden neergezet. Maar we houden alles klaar om rond te dragen onder een baldakijn van rozen en van brokaten.
Wat ik nu schreef is om vlug te vergeten. Het zijn maar wat woorden in elkaar gehaakt om er maar te zijn waar ze horen te zijn, en andere die er niet zijn te verbergen voor andere dagen.
Zo kunnen we verder, toch een tijdje nog, mijmerend.
|