En ik droomde dat ik een examen had af te leggen in de Bank en dat ik, door een of andere omstandigheid te laat kwam, de tijd niet meer had om de vragen te lezen en dan maar afschreef van de anderen en er aan dacht, als zij fout hebben, dan ik ook en zien ze dat ik afgeschreven heb. En ik mijn halve antwoorden niet heb afgegeven bij het verlaten maar opgeplooid heb weggeborgen in mijn overjas. En ik buiten ben gekomen, en wakker geworden met een gevoel dat ik een mislukking in vele zaken ben geweest en een mislukking ben gebleven.
Gewoonlijk sta ik op uit een droom maar weet ik plots niet meer wat ik gedroomd heb en er is geen kwaad geschied, ik heb er geen last van, maar nu, the failure die ik was, blijft hangen omdat ik het voel als een realiteit, voel dat ik, zo ver gekomen al, een mislukking van mijn leven heb gemaakt, dat ik verkeerd heb geleefd , dat ik geen inzicht heb gehad in heel wat zaken, verblind als ik was door wat ik meende te schrijven te hebben.
Ik dacht gisteren nochtans voor het inslapen, vandaag te beginnen met een zin van Cyrano de Bergerac uit een van zijn werken, La Mort d’Agrippine, geplukt door Umberto Eco: ‘une heure après la mort, notre âme évanouie,sera ce qu'elle estoit une heure avant la vie'. Een zin die een vriend, een lezer van Eco’s ‘Hat Eiland van de dag ervoor’ me had gemaild en ik er dankbaar gebruik wou van maken om te zeggen dat er altijd mensen zijn geweest die geloofden in een terugkeer naar het leven waaruit ze waren opgestaan.
En de Ecclesiasticus die ik er bij denk: ‘er is niets nieuws onder de zon‘, hij zal nog gelijk hebben ook. Om maar te zeggen dat er op een gegeven passage in het leven, alles eindigt met een gedachte aan de dood die meer en meer centraal komt te staan, zonder daarom een dreiging te vormen, integendeel, eerder een vaag gevoel van verlossing omdat de omgeving, eens je uitzwermt weg van je dagelijksheid, terecht komt in een bevreemding van feiten die je het liefst aan jou laat voorbijgaan.
Dan ook, naast die mail van gisteren, stuurt een vriend beeldhouwer je een collectie foto’s van de werken in zijn atelier. Foto’s die ‘in een zeer hoge resolutie’ gemaakt werden (http://jalbum.net/a/1853139), en ik sta perplext bij het zicht ervan. Het zijn alle, zonder uitzondering, meesterwerken die samen in één zaal van het museum zouden moeten worden opgesteld; zoals ik het ook zou willen voor de werken van een vriend schilder uit mijn omgeving. En er zijn er nog andere die een plaats verdienen in een museum opdat hun leven niet onopgemerkt door de massa zou voorbij gaan.
En je denkt aan je droom en aan de mislukking dat je examen was. Er zijn nog flarden blijven hangen van het gevoel dat je kende. En schijvend over je vrienden beeldhouwer en schilders – want er zijn er twee, en er is ook nog een fotograaf én dichter – zakt je nog wat dieper weg alsof dat nog zou kunnen.
Nederigheid is een mooi gevoel, het is ‘the only wisdom we can hope to acquire’, zegt T.S.Eliot. Hij heeft altijd gelijk in wat hij zegt, dus het zal wel zo zijn. Maar er is ook een roep in ons, een zen-gevoel, dat, wat we doen, we willen doen in de perfectie. En het is deze perfectie die onze drang is het te tonen aan de wereld.
Heel wat zijn er die er in slagen, heel wat anderen blijven achter, niet omdat ze het niet waard zijn gehoord te worden maar, omdat ze niet tijdsgebonden zijn geweest.
Het is de tijd die altijd het laatste woord krijgt.
|