Dit zijn de dagen, de avonden en de nachten die we, om welke reden ook, niet vergeten te beleven mogen. Dit zijn de uren van een ‘zijn’ dat verschillend is van alle andere uren van zijn: de uren van de dag der dagen en van de nacht der nachten, is het niet omwille van de geboorte van een kind, het is omwille van de geboorte van onze beschaving, het opduiken ervan uit de nevelen van de tijd. Dit zijn de uren van het Nieuwe Testament dat het Oude heeft opgeslorpt.
Het zijn geen uren van feesten, het zijn uren van bezinning, van een lang nadenken over hoe het groeide en hoe het vergroeide; over hoe het gisteren was en hoe vandaag en vooral over wat het morgen zou kunnen zijn. Want wat blijft er over in onze samenleving van vandaag van wat generaties vroeger was?
Misschien niet zo veel meer wat de geboorte van het kind Jezus en het bezoek van de drie Wijzen uit het Oosten betreft, misschien, als ik kijk rondom mij, blijft er nog enkel over, wat die geboorte veroorzaakt heeft. Uiterlijk: abdijen, kerken en kathedralen, wat niet weinig is, Bach en Beethoven, Van Eyck en Memling, Ruusbroeck en Dante. Innerlijk: wat onze cultuur is, ons ingesteld zijn is.
En wat meer is, een vorm van naastenliefde en gevoelens van respect die we, bij gebreke van die fascinerende geboorte en wat er uit is voortgevloeid, niet in die mate zouden gekend hebben. Met als gevolg dat we de vluchtelingen van vandaag aan hun lot zouden overgelaten hebben op de Middellandse Zee en hun zeker niet binnen hebben gebracht in onze contreien.
We kennen nu ook de lange weg die we hebben afgelegd om niet meer van de aarde te zijn – zoals Saramago - maar van de Kosmos. Wat een immens verschil uitmaakt. Wat betekent dat we, in het derde millennium, zoals door André Malraux voorspeld, een tweede, nieuwe geboorte hebben ondergaan. Dit alles is van de uren van 24 en 25 december. Maar, we staan op het gevaarlijke punt dit te vergeten.
Het zijn, om het anders te stellen, de uren van het pianoconcerto, van het gesprek tussen piano en orkest, het samengaan van de gedachte aan wat gebeurde die nacht, dat de piano is, en de dagelijksheid van onze handelingen, dat het orkest in zijn verscheidenheid aan instrumenten en klanken is die onze daden zijn. Vandaag moet het de piano zijn die de bovenhand krijgt.
Dit is, hoe we ook zijn ingesteld, gelovige of niet gelovige, de betekenis van de uren van deze twee dagen. Deze mogen niet gedesacraliseerd, mogen niet ontheiligd worden. Ze zijn het zaad, de ontkieming van de westerse beschaving. De bron waaruit al wat het Westen is, is ontstaan. We kunnen of mogen dit niet achterlaten, als we dit doen, en het heeft er de schijn van, hebben we niets meer, staan we met lege handen – de kunst van vandaag is er het voorbeeld van – hebben we geen houvast meer, blijven we achter, totaal verweesd, ontzenuwd, ontbeend.
Hoe we ook leven, we mogen niet verbasteren wat eeuwenlang in onze genen werd vastgelegd, we mogen dit niet verbannen alsof het nooit is geweest.
We mogen geen kinderen op de wereld brengen die niet gedoopt worden, is het niet omdat ze behoren tot een Christelijke gemeenschap, het is dan wel omdat ze behoren tot een beschaving die onmiskenbaar haar wortels heeft in een christelijk gedachtengoed. We mogen niet nalaten hen te leren dat er, een machtig mysterieuze IETS is, dat we nimmer kennen zullen, maar dat IS en dat we, gemakshalve, God hebben genoemd.
Dit is het allerminste dat we onze kinderen meegeven moeten: het bestaan van een spirituele aanwezigheid, in welke vorm ook, willen we niet dat ze zich later, als de behoefte naar iets, dat uitstijgt boven het materiële dat ze kennen - en onvermijdelijk in hen ooit zal opstaan - ze zich niet zouden laten misleiden en zich inlaten met de, te persoonsgebonden god van de Islam, een god die zich aan het infiltreren is in onze samenleving.
Zo, wat ik besluiten wou, dit zijn, vandaag en morgen, de uren van het orkest dat een pianoconcerto, het vijfde van Beethoven, aan het spelen is.
Ik droomde maar, ik ben altijd een dromer geweest.
|