Dit is mijn zoveelste gesprek met jullie. Het begint in de morgen en het eindigt in de avond. Je bent dus niet uit mijn gedachten. Zelfs in de nacht denk ik aan wat ik jullie vertellen ga over wat mijn dagen zijn. Voor mij is het een kleurrijk lint, kunstig geknoopt over wat mijn dag is geweest, alsof dit de essentie zou zijn van wie ik nog ben of nog kan zijn.
Het is dus geen kwestie van een paar ogenblikken geconcentreerd zijn om enkele woorden na te laten. Helemaal niet, het is een kwestie van uren ingesteld zijn op wat ik als essentieel van mijn dag nalaten wil. Het is volle ernst, oordeel dus niet lichtzinnig over wat je te lezen krijgt, want het is de adem in mijn aderen, het is het sap uit de druif die ik zijn wil. En elke dag vraag ik, zoals Rilke, om ‘zwei ‘südlichere Tage’ in meer, opdat wat ik je brengen zou een volheid zou kennen, eigen aan een Bourgogne wijn.
Is dit, wat het leven betreft, wat mijn handelingen betreft, noodzakelijk? Kan ik nog de uren zien voorbijgaan zonder te denken aan wat ik jullie verschuldigd ben. Want verschuldigd is het correcte woord, niet alleen omdat je het verwacht van mij, maar meer nog omdat het verschuldigde een doel is in mijn leven, en ik zonder dit aan jullie ‘verschuldigd zijn’, een dorre tak zou zijn en zelfs een dorre stam die wacht om onopgemerkt te verdwijnen uit het landschap. Weet dat ik jullie dankbaar ben me trouw te lezen; weet dat jullie mijn voedingsbodem zijn, dat ik niet de sterkte hebben zou er dag na dag opnieuw aan te beginnen, me in te stellen op jullie, indien ik niet weten zou dat je talrijk zijt om me te volgen tot in de kronkelingen van mijn gedachten.
Want kronkelingen zijn het, ook vandaag. Ik weet dat het niet kan dat ik mijn dank tegenover jullie nog niet zou uitgesproken hebben, omdat het een gevoel is dat heerst in mij, namelijk dat ik niets ben waren jullie er niet.
Is er een wisselwerking? Is er ook bij jullie een gevoel van verbonden zijn met wat het spiegelbeeld is van wat mijn dag is geweest, en zijn jullie de foto van dit spiegelbeeld?
De vijver die ik bezocht in de namiddag is van een grote stilte. De struiken, de bomen, de dingen er omheen liggen er beweegloos in weerspiegeld. Ik denk aan wat ik schrijf en jullie elke morgen voorleg, ik denk dat ik aldus weerspiegeld wordt in jullie, de tijd dat ik vijver ben voor jullie en mijn woorden het water zijn, soms donker, soms lichtend. Ik, me weerspiegelend in het spiegelbeeld dat jullie hebben van mij.
Het wondere dat van de geest is, dat van de tijd is, dat van de natuur is, dat van de binding is tussen ons, we vergeten ons zelf, al was het slechts een fractie van een ogenblik, we vergeten ons zelf om van dit alles te zijn, om zonder naam of identiteit van het volle, krachtige, onstelpbare, onstuitbare leven te zijn, een verdwaald, verdwaasd ogenblik, weten, in de eerste plaats, van de Kosmos te zijn.
|